Antwoorden op kamervragen over de privatisering van Schiphol

Voorzitter van de Tweede Kamer der State
Postbus 20018
2500 AE 's-Gravenhage

Ons kenmerk: Fin 2007-00028

Geachte voorzitter,

Op 29 december 2006 heeft het kamerlid Roemer (SP) vragen aan mij gesteld inzake de privatisering van Schiphol. Bijgaand doe ik u de antwoorden op deze vragen toekomen.

Hoogachtend,

de minister van Financiën,

G. Zalm

Vragen

1. Wat is uw mening over het vermoeden van de gemeente Amsterdam dat het “ zeer aannemelijk is dat binnen afzienbare tijd” er opnieuw een bijzondere

aandeelhoudersvergadering van NV Luchthaven Schiphol zal komen om

te besluiten over de privatisering?1

2. Is het waar dat bij een volgende aandeelhoudersvergadering Amsterdam niet wederom haar vetorecht kan gebruiken en daarmee Amsterdam zich naar de opvattingen van de Staat zou moeten richten? Wat is uw mening hierover?

3. Kunt u aangeven waarom u als aandeelhouder in een privaatrechtelijk vennootschap niet slechts privaatrechtelijke middelen gebruikt? Hoe verhoudt zich dit tot uw eigen deelnemingenbeleid?

4. Op welke manier gaat u – ook indien er een nieuwe bijzondere aandeelhoudersvergadering komt – navolging geven aan uw toezegging

in de Kamer dat er geen onomkeerbare besluiten genomen worden over de privatisering van Schiphol zolang er een bezwaar bij de Raad van State tegen de

kroonvernietiging van het gemeentelijke veto loopt?

5. Bent u bereid een volgende bijzondere aandeelhoudersvergadering van

NVLS te voorkomen zolang er geen juridische duidelijkheid is over de

kroonvernietiging van het Amsterdamse veto? Zo neen, waarom niet? Zo ja, wat voor maatregelen gaat u nemen?

Antwoorden

1, 4 en 5.

Gelet op mijn toezeggingen aan uw Kamer2 en de gemeente Amsterdam zal ik geen initiatief nemen tot verkoop van de aandelen door de Staat aan private partijen totdat de Raad van State uitspraak heeft gedaan. De andere betrokkenen, te weten de onderneming en de gemeente Rotterdam, zijn bekend met mijn standpunt. Ik ga er daarom vanuit dat de onderneming niet eerder tot het uitschrijven van een nieuwe vergadering over dit onderwerp zal overgaan.

2 en 3.

Het is ongepast op rechterlijke uitspraken vooruit te lopen. Beide vragen hangen samen met de gerechtelijke procedures die momenteel bij respectievelijk de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en bij de Ondernemingskamer van het gerechtshof te Amsterdam aanhangig zijn.

-0-

1: Het Financieele Dagblad, 28 december 2006.
2: Handelingen 2006-2007, nr. 2, p. 30-46.