Brief Stichting Wisselverlies

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA ‘S-GRAVENHAGE

Uw brief (Kenmerk) 11 juli 2007: Fin0700266

Ons kenmerk: FM 2007-02063 M

Bij brief van 11 juli 2007 heeft u mijn reactie gevraagd op de brief van de Stichting Wisselverlies.nl (hierna: “de Stichting”) van 27 juni 2007. In antwoord hierop bericht ik u als volgt.

De Stichting stelt zich – kort gezegd – op het standpunt dat de gulden is ondergewaardeerd bij de omwisseling naar de euro en dat de Nederlandse samenleving als gevolg hiervan koopkracht- en wisselverlies heeft geleden. De Stichting houdt de Nederlandse Staat en de Europese Unie hiervoor verantwoordelijk. Zij kondigt (nader) economisch en juridisch onderzoek aan.

Met betrekking tot de instapkoers van de gulden in de euro heeft mijn ambtsvoorganger herhaaldelijk toegelicht1 dat van onderwaardering van de gulden ten opzichte de euro geen sprake was. Hij wordt daarin gesteund door analyse van het Centraal Plan Bureau (CPB)2. Deze laat zien dat de gulden ten opzichte van het eurogebied in mei 1998 als geheel ongeveer juist geprijsd was. Ten tijde van de vaststelling van de instapkoers was de gulden alleen mogelijk ondergewaardeerd tegenover de Duitse Mark. Het CPB constateerde dat de Duitse Mark met meer munten in het eurogebied uit de pas liep.

De Stichting meent dat de gulden gerevalueerd had moeten worden ten tijde van het vaststellen van de instapkoers. Het is hier van belang om een onderscheid te maken tussen de vastgestelde instapkoers van de gulden in de euro en de destijds mogelijke onderwaardering van de gulden tegenover de Duitse Mark.

Met betrekking tot de eerste kwestie heeft mijn ambtsvoorganger, zoals gezegd, meerdere malen aangegeven dat de gulden ten opzichte van de euro juist was geprijsd.

Met betrekking tot de tweede kwestie het volgende. Het Duitse monetaire beleid vormde tot 1999 de kern van het Europees Monetair Stelsel (EMS) van vaste wisselkoersen. Het beleid van de Duitse centrale bank was gericht op prijsstabiliteit. De Duitse Mark was de sterkste munt, de Duitse inflatie en rente de laagste van Europa. Via de vaste koppeling (sinds 1979) van de gulden aan de Duitse Mark kon Nederland de lage inflatie en rente uit Duitsland importeren die een positieve invloed hadden op de economische ontwikkeling in Nederland. Hierdoor bestond brede maatschappelijke steun voor de koppeling.

De essentie van een vaste wisselkoers is dat deze slechts wordt aangepast wanneer daartoe een urgente economische noodzaak bestaat. Daarvan was eind jaren negentig geen sprake. Toen de inflatie in de jaren negentig in Duitsland sneller opliep dan in Nederland, raakte de Duitse Mark overgewaardeerd ten opzichte van de gulden en andere valuta’s binnen het EMS. Deze andere valuta’s binnen het EMS weken eind jaren negentig echter nauwelijks af van de afgesproken spilkoersen. Dit impliceert dat de financiële markten veel geloof hechtten aan de afgesproken spilkoersen. Om in een dergelijke situatie van financiële stabiliteit een wisselkoersverhouding aan te passen terwijl daarvoor geen economische noodzaak bestond, had tot grote onrust op financiële markten kunnen leiden.

Zelfs in het hypothetische geval dat de gulden wel ondergewaardeerd in de euro zou zijn opgegaan, leert de analyse van het CPB dat in dat geval de economische gevolgen klein, en ‘gemiddeld wellicht zelfs positief’ zouden zijn geweest. Een revaluatie van de gulden ten opzichte van de Duitse Mark had mogelijk de inflatie wat kunnen matigen, maar had tegelijkertijd de productie, export, bestedingen en werkgelegenheid getemperd.

Ik zie in de brief van de Stichting geen aanleiding om op voormeld standpunt terug te komen.

De minister van Financiën,

Wouter Bos

1: Algemeen Overleg 09-04-98, Kamerstukken 1997-1998, 25107, nr. 24; antwoorden op de Kamervragen van de leden Kant (SP) van 03-05-05 (2040514230) Aanhangsel van de Handelingen 2004-2005, nr. 1711, Van As (LPF) van 06-05-05 (2040514460) Aanhangsel van de Handelingen 2004-2005, nr. 1712, Wilders (Groep Wilders) van 13-05-05 (2040514820) Aanhangsel van de Handelingen 2004-2005, nr. 1713 en Kant (SP) van 26-05-05 (2040515410) Aanhangsel van de Handelingen 2004-2005, nr. 1835.
2: Centraal Plan Bureau, ‘Geen uitverkoop van de gulden’, 19-05-05.