Eigendomsbescherming van effecten
De voorzitter van de Tweede Kamer |
Datum |
Uw brief (Kenmerk) |
Ons kenmerk |
||
1 oktober 2007 |
FM 2007-02341 M |
|||
Onderwerp |
||||
Beantwoording van de vraag van lid Irrgang tijdens het Algemeen Overleg informele Ecofin |
Tijdens het Algemeen Overleg op 13 september 2007 inzake de Informele Ecofin Raad, heeft lid Irrgang (SP) de vraag gesteld of gegarandeerd kan worden dat, in het licht van de ontwikkelingen rond het wegnemen van de juridische barrières ten aanzien van de harmonisatie van Clearing & Settlement systemen, Nederland haar eigen beleid kan blijven voeren op het gebied van eigendomsbescherming van effecten.
Bij deze vraag heeft lid Irrgang gerefereerd aan pagina 14 van het tweede Giovannini rapport uit 2003. De vraag betreft aldus de 13e barrière, deze barrière heeft betrekking op rechtsonzekerheid in het grensoverschrijdende effectenverkeer ten gevolge van de grote verschillen in de wijze waarop eigendom van effecten wordt beschermd in de lidstaten. Het rapport concludeert dat deze rechtsonzekerheid enkel kan worden weggenomen door een vergaande integratie van materieel effectenrecht. Hiertoe dient de wijze waarop er met de juridische eigendom van effecten die worden gehouden door intermediairs (beleggingsondernemingen) wordt omgegaan hetzelfde te zijn in de gehele EU. Lid Irrgang vraagt, naar aanleiding van deze bevindingen ten aanzien van het wegnemen van de juridische barrières, of er afbreuk zal worden gedaan aan de mogelijkheid om nationaal beleid te kunnen voeren op dit gebied.
De afwezigheid van overkoepelende Europese regelgeving ten aanzien van de behandeling van eigendom van girale effecten leidt tot onduidelijkheden en rechtsonzekerheid. De beoogde oplossing die wordt aangedragen in het Giovannini rapport van 2003 dient volgens dit rapport geen wijzigingen te brengen in het eigendomsrecht in het algemeen en evenmin in de voorschriften betreffende eigendom en overdracht van effecten die niet binnen elektronische girale systemen worden geadministreerd.
Naar aanleiding van de Giovannini rapporten heeft de Commissie aan een werkgroep (de Legal Certainty Group) een mandaat gegeven om de juridische problemen nader te analyseren en naar mogelijke oplossingen te zoeken. De Legal Certainty Group is een groep van experts, aangesteld door de Commissie, om de juridische onzekerheden zoals geïdentificeerd in de Giovannini rapporten te analyseren en de Commissie hieromtrent te adviseren. Uit het advies van de Legal Certainty Group van 11 augustus 2006 volgt dat er naar hun idee nieuwe Europese regelgeving nodig is en dat de gekozen weg op dit gebied er een van minimu mharmonisatie zal moeten zijn. Dit houdt in dat deze nieuwe Europese regelgeving nationale bepalingen op het gebied van eigendom van girale effecten niet zal vervangen, maar dat nationale wetgeving wel zal moeten worden aangepast in geval van strijdigheid hiermee. Het is daarbij uitdrukkelijk niet de bedoeling fundamentele veranderingen aan te brengen in nationale wetgeving op het gebied van eigendom van girale effecten. De Nederlandse wetgeving op het gebied van giraal effectenverkeer (de Wet giraal effectenverkeer, Wge) is een lex specialis en hangt niet nauw samen met de algemene structuur van het Nederlandse rechtssysteem. Dit zal voor Nederland betekenen dat er geen sprake kan zijn van vergaande veranderingen in nationale wetgeving met betrekking tot eigendomsrecht in het algemeen. De Wet giraal effectenverkeer voldoet in grote lijnen al aan de voorgestelde minimumvereisten van de Legal Certainty Group, voor zover die op dit moment bekend zijn, waardoor niet valt te verwachten dat er verder grote aanpassingen van het Nederlandse effectenrecht nodig zullen zijn. Ten slotte dient nog vermeld te worden dat de lidstaten afgezien van de voorgestelde minimumstandaarden zelf altijd nog nader invulling kunnen geven aan de wijze waarop er rechten aan girale effecten worden verbonden.
Geconcludeerd kan worden dat op basis van dit eerste rapport van de Legal Certainty Group, voor het Europeesrechtelijke gedeelte, aantasting van het Nederlandse rechtsstelsel zeer gering zal zijn.
Er is op het gebied van harmonisatie van Clearing en Settlement nog een ander relevant internationaal initiatief van The International Institute for the Unification of Private Law (UNIDROIT). Het Unidroit project beoogt door middel van een internationaal verdrag rechtszekerheid en economische efficiëntie bij giraal effectenverkeer waar ook ter wereld te bewerkstelligen zonder daarbij het grensoverschrijdend houden van en beschikken over effecten door intermediairs te belemmeren. Dit doen zij door bepaalde juridische aspecten te harmoniseren. Dit project loopt parallel aan onderzoek op het gebied van harmonisering van Clearing en Settlement door onder meer de eerder genoemde Legal Certainty Group. De Unidroit Conventie (de conceptverdragstekst) schrijft materiële minimum uniforme beschermingsnormen voor aan de staten, met het oog op de effectendienstverlening door effectenondernemingen, ter bescherming van de eindbeleggers. De Unidroit Conventie zal na ratificatie, gezien haar status als verdrag, tot gevolg hebben dat Nederland niet meer vrij zal zijn in aanpassingen van wettelijke bepalingen ten aanzien van het girale effectenrecht voor zover deze niet voldoen aan de minimumvereisten gesteld bij het verdrag. Omdat de inhoud van de conceptverdragstekst grotendeels aansluit bij het huidige Nederlandse recht op het gebied van giraal effectenverkeer (Nederland kent al vergaande bescherming voor eindbeleggers) is voorzien dat ook hier geen grote gevolgen voor het Nederlandse effectenrecht zijn te vrezen. Op 18 januari 2008 zal er een conferentie plaatsvinden over de voorlopige versie van de Conventie.
Hoogachtend,
de minister van financiën,
Wouter Bos