Beantwoording kamervragen over regulering online-geldleningen

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA ‘S-GRAVENHAGE

Ons kenmerk: FM 2007-02633 U

Geachte voorzitter,

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het lid Weekers die mij zijn toegezonden per brief van 17 oktober 2007 onder nummer 2070802440.

Hoogachtend,

de minister van Financiën,

Wouter Bos

2070802440

Vragen van het lid Weekers (VVD) aan de minister van Financiën over een online marktplaats voor geldleningen. (Ingezonden 15 oktober 2007)

1

Herinnert u zich het antwoord van uw ambtsvoorganger op schriftelijke vragen over een online marktplaats voor geldleningen? 1)

Ja.

2

Deelt u de opvatting van uw ambtsvoorganger dat nieuwe initiatieven niet zonder meer als een risico zijn te beschouwen, maar ook als een kans om de financiële sector dynamisch te houden en de keuzemogelijkheid van consumenten te vergroten?

Ik deel de mening van mijn ambtsvoorganger dat innovatie belangrijk is voor een dynamische economie en een bijdrage kan leveren aan economische vooruitgang. Innovatie kan leiden tot meer keuzemogelijkheden voor consumenten doordat er nieuwe, betere of goedkopere producten worden ontwikkeld. Dit geldt voor alle sectoren, niet slechts voor de financiële sector. Nieuwe initiatieven kunnen dan ook niet zonder meer beschouwd worden als een risico en we moeten ervoor waken dat innovatie onnodig wordt belemmerd.

3

Is het u bekend dat het initiatief van Boober Nederland B.V. inmiddels is gereguleerd door Autoriteit Financiële Markten en De Nederlandsche Bank?

De activiteiten van Boober zouden in principe binnen de reikwijdte van het gedragstoezicht op grond van de huidige Wet op het financieel toezicht (Wft) vallen. Het bemiddelen in krediet is een vergunningsplichtige activiteit indien dit plaats vindt tussen kredietverstrekkers die handelen in beroep of bedrijf enerzijds (als verstrekkers van krediet) en consumenten anderzijds (als aantrekkers van krediet). In het geval van Boober wordt er krediet door consumenten verstrekt aan consumenten. Deze activiteit valt dan ook, indien de onderstaande voorwaarden die AFM heeft gesteld in acht worden genomen, niet onder het toezicht van AFM.

De AFM heeft de activiteiten van Boober onderzocht en is tot de conclusie gekomen dat een vergunning voor Boober niet vereist is mits geen professionele aanbieders van krediet deelnemen, particuliere deelnemers niet meer dan € 40.000 op enig moment uitzetten via Boober en particuliere deelnemers niet vaker dan honderd maal een lening verstrekken.

Indien Boober zich aan deze randvoorwaarden houdt, bemiddelt zij volgens de AFM niet voor aanbieders van krediet, die handelen in de uitoefening van beroep en bedrijf. Dientengevolge zijn zij geen bemiddelaar in krediet in de zin van de Wet op het financieel toezicht. Voor die activiteit hebben zij dan ook geen vergunning nodig.

DNB ziet toe op de naleving van het verbod om – kort gezegd – opvorderbare gelden van het publiek aan te trekken. Daarvan kan onder meer sprake zijn indien een onderneming gelden, die zij moet doorbetalen, langere tijd onder zich houdt dan technisch en organisatorisch noodzakelijk is. Ondernemingen die aldus opvorderbare gelden aantrekken, kunnen een ontheffing van dit verbod van DNB krijgen als zij onder andere zorgen voor een garantstelling ter hoogte van het bedrag dat zij op enig moment aan opvorderbare gelden onder zich hebben. Boober heeft aan de vereisten voor het verkrijgen van een ontheffing voldaan en beschikt sinds 3 oktober 2007 over een dergelijke ontheffing.

Hoewel Boober niet onder toezichtsregels valt, ben ik van mening dat deze financiële dienstverlening gereguleerd dient te worden. Er dienen adequate waarborgen te zijn voor zowel degenen die geld lenen als degenen die gelden uitlenen. Hiertoe zal ik een wijziging van de Wft voorbereiden.

4

Zijn er inmiddels vergelijkbare nieuwe initiatieven in de markt gekomen? Zo ja, hoe gaan de toezichthouders hiermee om?

Mij zijn twee voorgenomen initiatieven bekend. Beide initiatieven zijn echter momenteel niet actief. Financiën en de toezichthouders zullen deze en eventuele andere, soortgelijke initiatieven nauwgezet volgen en voor zover nodig optreden en maatregelen treffen.

5

Deelt u de opvatting dat naast regulering door de toezichthouders eveneens deelname aan het Bureau Krediet Registratie (BKR) gewenst is teneinde overkreditering tegen te gaan en de consument te beschermen? Zo neen, waarom niet? Zo ja, kunt u bevorderen dat gereguleerde nieuwe initiatieven deelnemen aan BKR?

De wetgever reguleert. Toezichthouders houden toezicht op de wetgeving die door de wetgever is opgesteld.

Zoals u weet heeft dit kabinet zich ten doel gesteld om problematische schulden te voorkomen. Indien consumenten meer lenen dan voor hen verantwoord is, kunnen consumptieve kredieten aan het ontstaan van problematische schuldensituaties bijdragen. Het voorkomen hiervan is een voor de redenen van het bestaan van regelgeving ten aanzien van consumptief krediet. Deze regelgeving houdt onder meer in dat er verantwoord krediet moet worden verstrekt en dat er adequate informatie over het krediet wordt geboden.

Zoals hierboven is omschreven zijn leningen die particuliere personen aan elkaar verstrekken momenteel niet gereguleerd. Er is hier geen sprake van bedrijfsmatige kredietverlening, maar van personen die elkaar op basis van een persoonlijke vertrouwensrelatie bedragen lenen, veelal in een kring van familie of vrienden. Het is niet wenselijk of praktisch uitvoerbaar om dergelijke “ kredietverlening” te reguleren. Dat zou namelijk betekenen dat alle leningen tussen twee particulieren onderhevig zouden zijn aan toezicht, met alle lasten voor zowel de uitleners als de toezichthouders van dien.

Dienstverlening, zoals deze wordt aangeboden door Boober, brengt particuliere personen die elkaar geld willen lenen met elkaar in contact, bijvoorbeeld via internet. Indien de partijen dit op beperkte schaal en voor beperkte bedragen doen, is hier mijns inziens nog immer sprake van particuliere, niet-bedrijfsmatig opererende personen die elkaar geld lenen. Voor de financië le dienstverlener die bemiddelt bij dergelijke leningen bestaat thans geen specifieke regulering. Gezien het feit dat de genoemde vertrouwensrelatie in deze gevallen ontbreekt en het bedrijfsmatige aspect hier weldegelijk aanwezig is (bij de bemiddelaar), acht ik regulering van deze activiteiten wel wenselijk.

Zoals ik reeds aangaf, ben ik van mening dat deze financiële dienstverlening gereguleerd dient te worden. Er dienen adequate waarborgen te zijn voor zowel degenen die geld lenen en degenen die gelden uitlenen. Voor die eerste categorie zou dat betekenen dat de algemene kredietregels zoveel mogelijk van toepassing zullen zijn, waaronder registratie bij BKR. Voor degenen die geld uitlenen zou bepaalde informatie verplicht kunnen worden gesteld, waaronder de informatie dat op deze "belegging" geen toezicht wordt gehouden door AFM of DNB. Hiertoe bereid ik een wijziging van de Wft voor.

1) Aanhangsel Handelingen nr. 871, vergaderjaar 2006-2007