Antwoorden op kamervragen van Kamerleden Azough, Van Gent en Halsema (Groenlinks) over de dood van een saunabezoeker door tekortschietende ambulancezorg
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
21 juli 2008
Antwoorden van minister Klink op Kamervragen van de Kamerleden Azough, Van Gent en Halsema over de dood van een saunabezoeker door tekortschietende ambulancezorg.
(2070821250)
Vraag 1.
Kent u het bericht dat een Haagse ziekenbroeder voor twee maanden is geschorst nadat hij ernstig tekortgeschoten is in de hulpverlening aan een saunabezoeker? Wat vindt u van de hoogte van de straf, die is opgelegd door het regionaal tuchtcollege voor de gezondheidszorg?
Antwoord 1.
Ja. Het ligt niet op mijn weg om commentaar te geven op tuchtrechtelijke uitspraken. Evenmin is gebruikelijk dat ik inga op een individueel geval.
Deelt u de mening dat deze ziekenbroeder ongeschikt moet worden geacht voor een functie waarin zonder aanziens des persoons hulp moet worden geboden.
Antwoord 2.
Ik deel de mening dat mensen, die werkzaam zijn in de gezondheidszorg zonder aanziens des persoons juiste en adequate zorg moeten leveren. Zoals ik al aangaf is het niet gebruikelijk om specifiek in te gaan op een individueel geval.
Vraag 3.
Staat dit incident op zichzelf of zijn er meer incidenten bekend waarbij acute medische zorg op grond van discriminatoire overwegingen onthouden wordt? Zo ja, hoe vaak komt dit voor en welke maatregelen neemt u?
Antwoord 3.
Er zijn geen andere meldingen bekend bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg. Dit incident staat derhalve op zichzelf.
Vraag 4.
Is het waar dat deze ziekenbroeder welbewust nagelaten heeft om medische zorg te bieden omdat, in zijn letterlijke bewoording, het zou gaan om een 'nichtenbende' waardoor betrokkene uiteindelijk is overleden door een gescheurde aorta?
Antwoord 4.
Dat is mij niet bekend. Maar zo’n reactie past niet binnen de beroepscode van verpleegkundigen. Ik ben van mening dat mensen die werkzaam zijn in de gezondheidszorg zonder aanziens des persoons de juiste zorg moeten leveren.
Vraag 5.
Lopen er nog tucht- en strafrechtelijke trajecten op dit moment tegen betrokken ziekenbroeder? Zoja, welke?
Antwoord 5.
Er lopen geen tuchtrechtelijke trajecten tegen de betrokken ambulancebroeder. Zeer recent is aangifte gedaan tegen de betreffende ambulancebroeder ter zake van discriminatie en belediging. Naar aanleiding van deze aangifte is een onderzoek ingesteld, dat thans gaande is.
Vraag 6.
Op welke wijze is gewaarborgd dat acute medische zorg zonder aanziens des persoons geboden wordt? Kunt u aangeven welke maatregelen er genomen kunnen worden indien ter plekke of tijdens de communicatie tussen de hulpverleners en de centrale het vermoeden bestaat dat niet de acute medische zorg geboden wordt die nodig is?
Antwoord 6.
Ambulanceverpleegkundigen hanteren de 'Nationale beroepscode van Verpleegkundigen en Verzorgenden' als leidraad voor hun handelen. In de beroepscode is expliciet opgenomen dat iedere zorgvrager recht heeft op zorg ongeacht etnische afkomst, nationaliteit, cultuur, leeftijd, geslacht, seksuele geaardheid, ras, geloof, levensbeschouwing, politieke overtuiging, sociaaleconomische status, lichamelijke of verstandelijke beperking, aard van de gezondheidsproblemen of levensstijl. Het is uiteindelijk de individuele beroepsuitoefenaar om hieraan invulling te geven. Voor een centrale of meldkamer is de correctheid van afhandeling moeilijk in te schatten. Er wordt uitgegaan van de professionaliteit van de individuele zorgverlener.