Effecten Belastingplan 2008 op bedrijfsvoering exploitanten van speelautomaten
De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20017
2500 EA 'S-GRAVENHAGE
Ons kenmerk: AFP 2008-00402 M
Geachte voorzitter,
Op 18 december 2007 heeft uw Kamer het Belastingplan 2008 aanvaard. In deze wet is een maatregel opgenomen om de opbrengst van speelautomaten onder het zgn. regime voor casinospelen in de kansspelbelasting te brengen. Tevens wordt het tarief van dit regime verlaagd van 40,85% tot 29%. De ingangsdatum van voornoemde maatregelen is 1 juli 2008. Het kabinet heeft hiertoe besloten, omdat het van mening is dat het vanuit het oogpunt van fiscale gelijkheid niet logisch is kansspelen op automaten anders te behandelen dan casinospelen op tafel. Het betreft soortgelijke spelen op een andere wijze aangeboden. Daardoor ontstaat voor alle kansspelen een consistenter en neutraler regime: alle kansspelen onder de kansspelbelasting en geen onderscheid tussen een casinospel op tafel of op een automaat.
Bij de behandeling van het Belastingplan 2008 in de Eerste Kamer is de motie-Biermans1 aangenomen. In deze motie spreekt de Eerste Kamer als haar mening uit, dat er, vóór de invoering van genoemde maatregelen, aan de Kamer inzicht moet worden gegeven in de aannemelijke effecten op de bedrijfsvoering van exploitanten van speelautomaten.
Voorafgaand aan de stemmingen over het Belastingplan heeft de heer Essers namens de fracties van het CDA en de PvdA een stemverklaring afgelegd, waarin hij stelt dat wat hem betreft uitvoering van voornoemde motie de inwerkingtreding van het Belastingplan op dit punt niet zal beïnvloeden. In dezelfde verklaring steunde de heer Essers het verzoek om een onderzoek uit te voeren naar dreigende financiële nadelen en grote economische schokken voor de sector voordat de maatregel wordt ingevoerd. Tevens verzocht hij om aandacht te besteden aan de kans dat de clientèle van de huidige legale sector, de illegale sector opzoekt waardoor de legale sector verder in de problemen zou komen.
Tenslotte heeft Uw Kamer bij brief van 9 mei gevraagd naar de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van de motie-Biermans en heeft Uw Kamer bij brief van 21 mei nog enkele aanvullende vragen gesteld.
Met de voorliggende brief geeft het kabinet uitvoering aan de motie-Biermans en gaat het in op de genoemde vragen en toezeggingen.
Onderzoeken naar de bedrijfseconomische situatie van de bedrijfstak.
Naar aanleiding van het aannemen van het Belastingplan en de motie-Biermans heeft het kabinet een nadere analyse uitgevoerd van het cijfermateriaal dat bij de opstelling van het Belastingplan 2008 is gebruikt. Daarna zijn nog verschillende nieuwe onderzoeken verschenen. Ook deze zijn geanalyseerd. De bevindingen van deze analyse zijn opgenomen in de bijlage bij deze brief.
Tevens heeft mede naar aanleiding van een brief van de VAN speelautomatenbrancheorganisatie op 27 maart overleg plaatsgevonden met vertegenwoordigers van de branche. Op 29 januari jl. heeft de minister van Justitie aan de Eerste Kamer toegezegd te zullen informeren naar de beantwoording van deze brief van de VAN.
De bedrijfseconomische situatie van de speelautomatenbranche als geheel is goed en uitgebreid gedocumenteerd. Periodiek laat de brancheorganisatie, de VAN, KPMG Business Advisory Services onderzoek doen naar de omvang, opbouw en ontwikkeling van de speelautomatenbranche. Ten tijde van de opstelling en parlementaire behandeling van het Belastingplan 2008 was 2005 het laatste jaar waarover voor de totale speelautomatenbranche cijfers beschikbaar waren2. Deze door KPMG gepubliceerde cijfers vormden de basis voor de berekeningen die zijn gemaakt bij de voorbereiding van het Belastingplan 2008. Inmiddels heeft KPMG ook cijfers over het jaar 2006 gepubliceerd. Op de cijfers uit die publicatie zijn twee nieuwe onderzoeken in opdracht van de branche3 gebaseerd. Het betreft hier een rapportage van Ernst & Young Transaction Advisory Services (EY-TAS) en één van Berenschot. Voor beide rapportages geldt dat zij grotendeels zijn gebaseerd op het cijfermateriaal van KPMG. Er is dus eerder sprake van interpretatie dan van het toevoegen van informatie.
Het rapport van EY-TAS gaat ervan uit dat de exploitatie van het jaar 2006 zonder aanpassingen maatgevend is voor een eeuwigdurende vrije geldstroom en berekent op basis van die geldstroom het effect van de maatregel op de (aandeelhouders)waarde van de bedrijfstak.
De rapportage van Berenschot construeert op basis van de exploitatie van de totale branche in 2006 een theoretische verdeling van de winstgevendheid over de verschillende bedrijven in de branche. Op basis van deze geconstrueerde verdeling worden uitspraken gedaan over effecten voor individuele bedrijven.
Het rapport wijdt daarnaast op basis van andere rapporten een beschouwing aan de mogelijkheid van een toename van de vraag naar en het aanbod van illegale kansspelen. In de bijlage bij deze brief wordt nader ingegaan op de verschillende rapporten.
Daarnaast heeft het ministerie van Financiën ook zelf een uitgebreide interpretatieve analyse uitgevoerd die net als de aanvullende rapporten van de branche op het cijfermateriaal in het KPMG-rapport is gebaseerd. Deze analyse is ook vergeleken met de beide hierboven genoemde aanvullende rapporten. De neerslag van deze analyse treft u aan in deze brief en in de bijlage.
Deze nadere analyse van de bestaande cijfers en de nieuwe cijfers en interpretaties hebben het beeld dat bestond ten tijde van de behandeling van het Belastingplan in de Eerste Kamer niet wezenlijk veranderd. Destijds heeft het kabinet aangegeven dat ook toepassing van het bij nota van wijziging verlaagde tarief van 29% kansspelbelasting op speelautomaten een forse lastenverzwaring voor de sector inhoudt. Dit standpunt van het kabinet was al ingegeven door de beschikbare gegevens van KPMG Business Advisory Services
Weglek naar de illegaliteit?
Tijdens het debat in de Eerste Kamer heeft de geachte afgevaardigde Essers gevraagd de kans dat de clientèle van de huidige legale sector, de illegale sector opzoekt bij de uitvoering van de motie te betrekken.
Laat voorop staan dat het kabinet een verschuiving van kansspelautomaten naar de illegaliteit ongewenst vindt. De regelgeving van het kansspelbeleid zal onverkort worden gehandhaafd.
De Belastingdienst zal actief toezicht houden en controles uitvoeren op basis van risico-inventarisatie. Gezien het belang van de sector zal de Belastingdienst het beoordelen van de aangiften op een centrale plek gaan concentreren. Hierdoor wordt heel snel duidelijk of en in welke mate zich risico’s voordoen. Als dat het geval is, kan de Belastingdienst snel tot actie overgaan. Bij gesignaleerde risico's zullen gerichte boekenonderzoeken en waarnemingen ter plaatse worden ingesteld. Ik zeg hierbij toe dat– indien nodig – extra capaciteit zal worden ingezet. Voorts zal de branche voldoende en helder worden geïnformeerd. De projectgroep Joker, onder meer belast met de aanpak van illegale casino's, illegale bingo’s en illegale pokertoernooien, zal de coö rdinatie van de aanpak van mogelijke illegale exploitanten op zich nemen en de ontwikkelingen monitoren.
Het ministerie van Justitie is een onderzoek gestart naar de aard en omvang van illegale kansspelen. Een rapportage van de eerste fase van dit onderzoek is in januari 2008 verschenen4. Er zijn in principe verschillende vormen van illegaliteit mogelijk, van illegale casino’s tot kansspelen via internet. Het handhavingsbeleid is erop gericht deze kansspelen zo veel mogelijk te beperken.
Over illegale casino’s zegt genoemde onderzoeksrapportage5: “Van illegale casino’s wordt momenteel algemeen aangenomen dat zij niet meer bestaan, omdat deze alle zijn opgerold”. Speelautomaten in de horeca worden gemiddeld eens in de drie jaar door Verispect (het vroegere IJkwezen) gecontroleerd. Daarbij wordt onder andere gecontroleerd of de automaat overeenstemt met het door de minister van Justitie toegelaten model. De controle van de tellers vindt plaats door de Belastingdienst bij reguliere horecacontroles. Indien blijkt dat er iets niet in orde is, kan de exploitant of de mede-exploitant zijn vergunning verliezen.
Omdat het beeld van het illegale aanbod nog onvolledig is, is het ook moeilijk op dit moment vast te stellen wat de omvang van het illegale circuit is. Het onderzoek naar aard en omvang van de illegale kansspelsector is dit voorjaar de tweede fase ingegaan. De uitkomsten worden eind dit jaar verwacht en zullen dan aan het parlement worden aangeboden.
Het legale kansspelaanbod in Nederland ondervindt concurrentie van kansspelen die (vanuit het buitenland) op internet worden aangeboden. Deze concurrentie wordt nog verhevigd doordat op dit moment de winsten op internetkansspelen niet volgens het casinoregime van de kansspelbelasting kunnen worden belast. Een wetsvoorstel om hieraan een einde te maken is aanhangig bij de Eerste Kamer6. Het kabinet zal zich ervoor inzetten dat dit wetsvoorstel zo spoedig mogelijk tot wet verheven wordt. Hierdoor zal naar verwachting de concurrentie van de kansspelsector door internetkansspelen verminderen. Naast justitiële handhaving kan dan ook fiscale handhaving door de Belastingdienst en indien nodig opsporing door de FIOD-ECD plaats vinden.
Economische effecten voor de branche
Hierboven is al gememoreerd dat de gelijke behandeling van kansspelautomaten en casinospelen in het Belastingplan 2008 een forse lastenverzwaring voor de sector inhoudt.
De Belastingdienst heeft de invoering van de gewijzigde kansspelbelasting voorbereid. Onderdeel van deze voorbereiding is een voorlichtingscampagne voor de belastingplichtigen over de wijzigingen per 1 juli aanstaande. Bij de uitvoering van de nieuwe regeling zal de Belastingdienst zich, voor zover mogelijk binnen de wettelijke kaders, coulant gaan opstellen. Daarnaast is de Belastingdienst graag bereid om in het kader van horizontaal toezicht afspraken te maken met de branche. Hierbij kan bijv. worden gedacht aan afspraken over toezicht en informatieverstrekking. Mogelijk kan de branche ook actief worden betrokken bij de aanpak van illegale bedrijven in deze sector.
De meeste berekeningen zijn gemaakt uitgaande van gelijkblijvende omzet, kosten en netto opbrengstverdeling. Het is echter niet te verwachten dat de exploitanten van speelautomaten in horeca en speelautomatenhallen hun gedrag niet zullen wijzigen. Het ligt voor de hand dat zij, binnen de bestaande regels en afspraken, zullen zoeken naar mogelijkheden om hun omzet uit te breiden, dan wel hun kosten terug te brengen.
Ook met betrekking tot de economische effecten wil het kabinet bezien of er nadere mogelijkheden zijn. In de eerste plaats door het reeds genoemde tegengaan van oneigenlijke concurrentie door illegale internetkansspelen. Door deze in de kansspelbelasting te betrekken ontstaat er een fiscaal belang waardoor de Belastingdienst en de FIOD-ECD kunnen handhaven. In de tweede plaats door toe te staan dat in speelhallen gespeeld mag worden met tegoeden op chipkaarten (coinless/cashless play). Hierdoor kunnen de kosten van de exploitatie van speelautomaten lager worden, omdat de automaten minder geleegd en bijgevuld hoeven te worden, minder storings- en onderhoudsgevoelig worden, en het risico van criminaliteit afneemt.
In de derde plaats is het kabinet bereid te onderzoeken – indien een dergelijke maatregel op draagvlak kan rekenen binnen de kansspelbranche - of een indexatie van het maximale gemiddelde uurverlies en daarmee samenhangende bedragen uit het Speelautomatenbesluit 2000 mogelijk is. De bedragen in het genoemde besluit zijn niet meer veranderd sinds de invoering van de euro per 1 januari 2002. Sindsdien heeft de inflatiecorrectie in de verschillende belastingwetten 11,9% bedragen. Door de geldontwaarding is het kansspelbeleid dus sluipenderwijs restrictiever geworden. Bij indexering achteraf zou bij voorbeeld het maximaal gemiddeld uurverlies voor automaten in de horeca op € 45 komen.
Tenslotte zal de Belastingdienst in overleg blijven met de branche over de uitvoering van deze maatregel en mij regelmatig informeren over de concrete gevolgen van de maatregelen uit het Belastingplan in de kansspelbranche.
In de bijlage bij deze brief wordt dieper ingegaan op de bedrijfseconomische situatie van de bedrijfstak en de onderzoeken die na het aannemen van het Belastingplan zijn verschenen.
Hoogachtend,
de staatssecretaris van Financiën,
mr. drs. J.C. de Jager
Bijlage:
De bedrijfseconomische situatie van de speelautomatenbranche.
Binnen de branche worden drie kernactiviteiten onderscheiden:
- exploitatie van speelautomaten in de horeca
- exploitatie van speelautomaten in speelautomatenhallen7, en
- de ontwikkeling, productie en verkoop van speelautomaten.
Van deze activiteiten krijgen alleen de twee eerstgenoemde, exploitatie van speelautomaten in de horeca en exploitatie van speelautomaten in amusementscentra te maken met de kansspelbelasting. Bij exploitatie van speelautomaten in de horeca geldt dat de opbrengst van de automaat wordt verdeeld tussen de exploitant van de automaat en de exploitant van de horecagelegenheid waar de automaat is opgesteld. Laatstgenoemde wordt door de branche aangeduid als de mede-exploitant. De branche rapporteert niet over de kosten en de winst van deze horecaondernemers.
Kernbegrip bij de berekening van de economische effecten voor de speelautomatenbranche is de bruto spelopbrengst. Deze opbrengst is gedefinieerd als het verschil tussen inleg en uitkering van de speelautomaat. De bruto spelopbrengst is de grondslag voor de kansspelbelasting. In figuur 1 is de ontwikkeling van de bruto spelopbrengst van kansspelautomaten, inclusief BTW en opbrengst voor horecaondernemers grafisch weergegeven.
figuur 1: ontwikkeling van de brutospelopbrengst van kansspelautomaten, 2001-2006 (incl. BTW en opbrengst horecaondernemers, excl. Holland Casino)
bron: eigen berekening op basis van KPMG: Onderzoek kengetallen speelautomatenbranche 2001-2003 en 2003-2006
Zoals gezegd wordt de branche verdeeld in automaten in speelautomatenhallen enerzijds en automaten in de horeca anderzijds. Van de totale opbrengst wordt ongeveer 60% behaald in speelautomatenhallen en 40% op automaten die in de horeca staan opgesteld.
Uit figuur 1 lijkt een forse daling van de brutospelopbrengst in 2005 te volgen. Volgens KPMG dient deze daling voornamelijk te worden geweten aan een nauwkeuriger weergave van de omzet ten opzichte van voorgaande jaren door een meer uitgebreide steekproef. In 2006 is de bruto spelopbrengst gestegen.
De winstgevendheid van de omzet op de speelautomaten is slechts bekend voor zover deze ten goede komt aan de exploitanten van de automaten. In tabel 1 is het verloop van de opbrengst en de winstgevendheid in de loop der jaren weergegeven.
tabel 1: netto spelopbrengst speelautomaten en winst speelautomatenbranche als percentage van de opbrengst (excl. BTW)
2001 |
2002 |
2003 |
2004 |
2005 |
2006 |
|
automaten in de horeca |
||||||
opbrengst horecaondernemer |
168 |
152 |
144 |
153 |
127 |
128 |
winstpercentage |
onb. |
onb. |
onb. |
onb. |
onb. |
onb. |
opbrengst exploitant automaat |
158 |
143 |
135 |
139 |
118 |
120 |
winstpercentage |
12% |
2% |
1% |
7% |
11% |
10% |
automaten in speelautomatenhallen |
||||||
opbrengst |
391 |
390 |
429 |
426 |
367 |
388 |
winstpercentage |
23% |
17% |
29% |
23% |
29% |
24% |
totaal |
||||||
opbrengst (excl. BTW) |
717 |
685 |
708 |
718 |
612 |
636 |
Meer dan de helft, 52%, van de opbrengst van automaten in de horeca wordt aan de horecaondernemer afgedragen. De kosten van de horecaondernemers worden niet door KPMG gepubliceerd en daarom geldt hetzelfde voor hun winst. Voor de speelautomatenbranche is de winst op hun aandeel in de opbrengst van de automaten een stuk lager dan de winst op speelautomatenhallen. Wel lijkt de winstgevendheid in 2005 sterk toegenomen8. De winstgevendheid van de speelautomatenhallen schommelt de laatste jaren tussen 23 en 29%.
In tabel 2 is de kostenopbouw voor de speelautomatenbranche weergegeven. Hierbij is de afdracht aan de horecaexploitant buiten beschouwing gelaten. Het blijkt dat de kostenstructuur van de speelautomatenhallen bepalend is voor die van de branche. Ongeveer dertig procent van de omzet wordt besteed aan personeelskosten en aan overige kosten. Kapitaallasten (rente en afschrijving) nemen een vijfde van de omzet voor hun rekening en een vijfde is winst. De exploitatie van automaten in de horeca is minder winstgevend en daardoor zijn de aandelen van de verschillende kostensoorten in de omzet hoger. Overigens komen ook combinaties van beide activiteiten – exploitatie van automaten in de horeca en exploitatie van speelautomatenhallen – in één bedrijf voor.
tabel 2: kostenopbouw speelautomatenbranche 2006 (incl. opbrengst behendigheidsautomaten)
kostenopbouw in 2006 (mln. euro's) |
totaal |
horeca |
speelautomaten-hallen |
|||
Personeelskosten |
147 |
28% |
46 |
36% |
101 |
26% |
Overige kosten |
161 |
31% |
42 |
33% |
119 |
30% |
Afschrijving goodwill |
19 |
4% |
4 |
3% |
15 |
4% |
Overige afschrijvingen |
56 |
11% |
16 |
13% |
39 |
10% |
Rentelasten |
26 |
5% |
5 |
4% |
21 |
5% |
Winst |
108 |
21% |
13 |
10% |
95 |
24% |
Totaal (excl. BTW, excl. afdracht horecaondernemer) |
517 |
100% |
126 |
391 |
Effecten van het Belastingplan 2008 op de winstgevendheid van de kansspelsector.
Ten gevolge van het Belastingplan 2008 zal per 1 juli 2008 de bruto spelopbrengst van kansspelautomaten niet langer onder de BTW vallen, maar onder de kansspelbelasting. Dit heeft een aantal gevolgen voor de branche.
In de eerste plaats zal een groter deel van de brutospelopbrengst als belasting moeten worden afgedragen. Het tarief van de kansspelbelasting, 29%, is immers hoger dan het percentage af te dragen BTW. Daarnaast zullen de kosten voor de exploitanten stijgen, omdat de BTW die drukt op kosten en investeringen niet langer kan worden verrekend met de te betalen BTW. Verder worden de exploitanten van de automaten in de horeca belastingplichtig voor de totale opbrengst van de automaat. Op dit moment draagt de horeca-exploitant zelf de BTW over zijn deel van de spelopbrengst af. In tabel 3 is weergegeven hoe deze effecten door KPMG worden gekwantificeerd.
tabel 3: effecten van het Belastingplan 2008 op de winst van de kansspelbranche
winst voor vpb 2006 huidig systeem |
effect hogere belasting |
effect vervallen aftrek betaalde BTW |
winstx 2006 systeem per 1/7/08 |
|
Horeca-automaten |
13 |
-19 |
-8 |
-13 |
Speelautomatenhallen |
95 |
-60 |
-25 |
+10 |
TOTAAL |
108 |
-79 |
-33 |
-3 |
xonder de veronderstelling van gelijkblijvende afzet, gelijkblijvende kosten en een gelijkblijvende verdeling tussen exploitant van de automaat en horecaondernemer
Uit de opstelling blijkt, dat de speelautomatenhallen € 10 mln. winst blijven maken en dat de automaten in de horeca voor de speelautomatenbranche verlies zullen gaan opleveren. Daarbij is aangenomen dat de verdeling van de netto spelopbrengst (na aftrek van de kansspelbelasting) tussen de exploitant van de automaat en de horecaondernemer niet verandert9. Meer dan de helft van de bruto omzet van automaten in de horeca gaat naar de horecaondernemer.
Over de kosten voor de horecaondernemer is tegenstrijdige informatie beschikbaar. Berenschot10 lijkt de afdracht van de kansspelsector aan de horeca geheel toe te rekenen aan het resultaat van de horeca. Koninklijke Horeca Nederland heeft aangegeven dat de kosten voor de horecaondernemer € 3800 per automaat per jaar bedragen bij een opbrengst van € 5300 per automaat per jaar. De Belastingdienst heeft bij 17 willekeurige mede-exploitanten van speelautomaten een bedrijfsbezoek ingesteld. Nagenoeg al de mede-exploitanten geven aan dat de gemaakte kosten verdisconteerd zijn in de totale bedrijfskosten. Er is volgens hen, behoudens leges en stroomkosten nauwelijks sprake van extra kosten. De legeskosten zijn plaatselijk verschillend en bedragen € 40 tot € 100 per jaar, waarbij het voorkomt dat de exploitant deze kosten voor zijn rekening neemt. De stroomkosten zijn sterk afhankelijk van het feit of de automaat actief in gebruik is of stand-by staat en komen volgens de mede-exploitanten neer op gemiddeld € 120 per jaar. Van wisselkosten is niet of nauwelijks sprake daar het gebruikelijk is dat het geld in de kas wordt gestort of wordt bewaard tot de exploitant het op komt halen. Het komt ook meermaals voor dat de exploitant de automaten zelf periodiek komt legen. Uit berekeningen blijkt dat de door de mede-exploitant opgegeven kosten maximaal 4% van het door hen behaalde bruto spelresultaat bedraagt. De uitkomsten van deze onderzoeken scheppen een duidelijk beeld van de opbrengsten en exploitatiekosten, maar kunnen gezien het beperkte aantal niet zomaar worden geëxtrapoleerd. Door de gevarieerdheid in regio’s en typen bedrijven, alsmede het feit dat het om 13 verschillende exploitanten gaat is er echter geen reden om aan te nemen dat meerdere controles tot een wezenlijk ander resultaat zullen leiden.
Door het Belastingplan wordt de relatie met de horecaondernemer – de mede-exploitant – gewijzigd. Onder de bestaande regeling draagt de horecaondernemer BTW af over zijn deel van het bruto spelresultaat. Onder de nieuwe wet wordt de exploitant van de automaat belastingplichtig voor het gehele resultaat van de automaten, dus ook voor het gedeelte van de opbrengst dat aan de mede-exploitant wordt afgedragen. Indien de verdeling van de bruto opbrengst ongewijzigd zou blijven, zou de mede-exploitant erop vooruit en de exploitant van de automaat er verder op achteruit gaan. Het ligt dus voor de hand dat de branche tot een andere verdeling van de opbrengst zal komen.
Het rookverbod in de horeca
In bovenstaande tabellen is geen rekening gehouden met de gevolgen van het rookverbod in de horeca per 1 juli 2008. Daarvan zal ook de kansspelsector gevolgen ondervinden. Deze gevolgen worden geraamd op een tijdelijke afname van de omzet met 15%. Deze afname is, naar verwachting van KPMG van voorbijgaande aard.
Herziening reeds in aftrek gebrachte BTW
Hierboven zijn de structurele effecten beschreven van het Belastingplan 2008. Er is tevens sprake van een incidenteel effect op de branche. De exploitatie van speelautomaten zal met ingang van 1 juli 2008 vrijgesteld zijn van BTW-heffing. De consequentie hiervan is dat - naast het al eerder beschreven feit dat input-BTW niet langer verrekenbaar is - eerder in aftrek gebrachte BTW ter zake van investeringsgoederen gecorrigeerd zal moeten worden. Het gaat daarbij om de BTW die nog toe te rekenen is aan niet verstreken herzieningstermijnen. Voor investeringsgoederen wordt afgetrokken BTW namelijk herzien in elk van de jaren volgend op het jaar van ingebruikneming. Deze termijn is vier jaar voor roerende zaken en negen jaar voor onroerende zaken. Voor zover deze termijnen nog niet verstreken zijn, zal de BTW zodoende herzien worden nu de betreffende investeringsgoederen met ingang van 1 juli 2008 voor vrijgestelde prestaties worden gebruikt. De herziening zal gespreid over de jaren plaatsvinden. KPMG becijfert dit effect in totaal op € 43 mln. De jaarlijkse betaling zal de eerste jaren in de orde van grootte van € 10 mln. liggen.
Overige rapportages
Hierboven is al gememoreerd dat behalve de actualisatie van de cijfers voor de branche door KPMG nog twee rapporten in opdracht van de branche het licht hebben gezien. Het betreft hier een rapportage van Ernst & Young Transaction Advisory Services (EY-TAS) en één van Berenschot. Voor beide rapportages geldt, zoals hierboven opgemerkt, dat zij grotendeels zijn gebaseerd op het cijfermateriaal van KPMG. waardoor eerder sprake is van interpretatie dan van het toevoegen van informatie.
EY-TAS geeft aan11 zelf geen onderzoek te hebben verricht naar de mogelijke effecten van de voorgenomen overheidsmaatregelen. Zij berekenen aan de hand van de zogenoemde DCF-methode de effecten op de aandeelhouderswaarde van de speelautomatenbranche. Over de DCF-methode merken zij het volgende op: “Om deze methode te hanteren is het noodzakelijk dat betrouwbare toekomstgerichte informatie voor handen is (zowel op basis van de huidige situatie als op basis van de verwachte situatie, na introductie van overheidsmaatregelen). Onderbouwde prognoses ten aanzien van investeringen, mutaties van het werkkapitaal zijn van belang om een betrouwbare calculatie op te stellen.”12 Daarna wordt vastgesteld dat de beschikbare informatie beperkt is en wordt de methode gebruikt alsof omzet en winstgevendheid voor belastingen in 2006 permanent zullen voortduren. Gegevens over investeringen worden niet gebruikt.
De DCF-methode is bij uitstek geschikt om een verschil te maken tussen de effecten op de waarde van tijdelijke verschijnselen en permanente verschijnselen. KPMG stelt vast dat de effecten van het rookverbod tijdelijk zullen zijn. Desalniettemin hanteert EY-TAS de DCF-methode alsof de effecten permanent zullen zijn.
Ook Berenschot baseert zich in hoofdzaak op de cijfers van KPMG. Deze cijfers worden bij gebrek aan precieze cijfers per bedrijf aangevuld met een statistische benadering van de verdeling van de winst over de bedrijven. Ook voor de conclusies over verschuiving naar de illegaliteit wordt teruggegrepen op rapporten van andere organisaties.
De nadere analyse van de bestaande gegevens en de rapportages die na het aannemen van het Belastingplan 2008 zijn verschenen, werpen geen wezenlijk ander licht op de effecten van de maatregel dan reeds bestond ten tijde van de behandeling van genoemd wetsvoorstel in de Tweede en Eerste Kamer.
1: Kamerstukken I, 2007-2008, 31 205 en 31 206, nr. F
2: Zie onder andere: KPMG: VAN Speelautomaten Brancheorganisatie, Rapportage betreffende kansspelbelastingmaatregel, 27 november 2007
3: Ernst & Young: Effect op de ondernemingswaarde als gevolg van de invoering van de kansspelbelasting, maart 2008, enBerenschot: Een kansloze maatregel? Onderzoek naar de effecten van invoering kansspelbelasting op exploitatie van speelautomaten, 15 mei 2008.
4: Wilkinson, C., L. Vunderink en P.G.M. van der Heijden: Een slimme gok?, Onderzoek naar de mogelijkheden om de aard en de omvang van illegale kansspelen in Nederland vast te stellen, Ministerie van Justitie, 2008.
5: op p.19 van het rapport
6: Kamerstukken I, 2007/2008, 30 583, nr. A..
7: Speelautomatenhallen worden door de branche aangeduid als amusementscentra.
8: Ook deze waarneming kan een gevolg zijn van de verbeterde waarneming in 2005
9: Dit houdt in dat de gemiddelde verdeling van de bruto-opbrengst wordt: 63 % voor de exploitant van de automaat en 37 % voor de horecaondernemer. De horecaondernemer hoeft over dit bedrag geen BTW meer af te dragen.
10: p.7
11: op p. 11 van de rapportage
12: p.9