Antwoorden op vragen van kamerlid Agema over over het bericht dat zorginstellingen slecht zijn voorbereid op een ramp
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
CZ-K-U-2860315
17 juli 2008
Hierbij zend ik u, mede namens de staatssecretaris van VWS, de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Agema (PVV) over het bericht dat zorginstellingen slecht voorbereid zijn op een ramp (2070823660).
De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
dr. A. Klink
1. Wat is uw reactie op het bericht dat ziekenhuizen in geval van een ramp onvoldoende voedsel, vers water en generatoren hebben om langer dan 72 uur vol te houden en dat er te weinig ambulances zijn om in geval van nood patiënten uit ziekenhuizen te halen?
De constatering dat er te weinig ambulances zijn om in geval van nood patiënten uit ziekenhuizen te halen geldt alleen voor de ergst denkbare overstroming kust en meren scenario’s. Voor alle overige onderzochte scenario’s is er wel voldoende ambulancecapaciteit aanwezig. In het onderzoek is er voor de ergst denkbare scenario’s gekeken naar alternatief vervoer. Het onderzoek toont aan dat in alle scenario’s voldoende vervoerscapaciteit beschikbaar is om de patiënten uit ziekenhuizen te halen.
Ook de constatering dat ziekenhuizen te weinig voedsel, vers water en generatoren hebben om het langer dan 72 uur vol te houden, is gebaseerd op de ergst denkbare overstroming scenario’s. Het kabinet constateert in haar brief van 30 mei aan uw Kamer (kenmerk 2008-229532) dat de kans op deze scenario’s erg onwaarschijnlijk is en dat voor deze scenario’s nadrukkelijk de politieke vraag speelt in hoeverre aanvullende maatregelen moeten worden getroffen. Het kabinet heeft toegezegd dat wordt onderzocht welke maatregelen gericht nodig zijn voor het vergroten van de responscapaciteit (evacuatiecapaciteit, zelfredzaamheid en schuilcapaciteit). In de kabinetsbrief is aangekondigd dat er eind 2008 een plan van aanpak gereed is voor een aantal gebieden dat als urgent wordt aangemerkt vanuit het oogpunt van zelfredzaamheid. Medio 2009 is een landelijk operationeel evacuatieplan gereed.
2. Welke acties gaat u ondernemen om te zorgen dat de zorginstellingen wel goed zijn voorbereid op een ramp.
Iedere zorginstelling, -aanbieder en –dienst, is op basis van de Kwaliteitswet Zorginstellingen en de Wet toelating zorginstellingen (Wtzi), zélf verantwoordelijk voor de voorbereidingen op rampen en crises. Daarnaast is in de concept Wet op de veiligheidsregio’s (Wvr), die in juli 2007 naar de Tweede Kamer is gezonden, opgenomen dat het bestuur van de veiligheidregio’s met álle instellingen, aanbieders en diensten in de gezondheidszorg afspraken maakt om de nodige maatregelen te treffen met het oog op hun taak bij rampen en crises (art. 27). Deze afspraken worden schriftelijk vastgelegd en opgenomen in het regionale crisisplan.
Daarnaast is er vanaf 2008 structureel euro10 miljoen beschikbaar voor het opleiden trainen en oefenen, om de zorgsector beter te laten voorbereiden op rampen en crises. In mijn brief van 19 mei 2008 (CZ-U- 2849425) heb ik u geïnformeerd hoe deze middelen zullen worden ingezet.
3. Wanneer kan de lijst met gehandicapten en zieken worden verwacht die niet op eigen gelegenheid een veilig heenkomen kunnen vinden?
Er komt geen landelijke lijst met gehandicapten en zieken, die niet op eigen gelegenheid een veilig heenkomen kunnen vinden. Het opstellen van een landelijk lijst is op basis van de privacy niet mogelijk en niet wenselijk. Er zijn wel gegevensbestanden van organisaties die zorg of ondersteuning verlenen aan minder zelfredzamen die thuis wonen, bijvoorbeeld de thuiszorg, de centra voor thuisbeademing, MEE-organisaties of vrijwilligersorganisaties zoals “Tafeltje Dekje”. Zoals bij het antwoord op vraag 2 reeds is gemeld, is het een verantwoordelijkheid voor het bestuur van de veiligheidsregio om met álle instellingen, aanbieders en diensten in de gezondheidszorg afspraken maakt om de nodige maatregelen te treffen met het oog op hun taak bij rampen en crises.