Antwoorden Kamervragen van het Kamerlid Langkamp (SP) over het tekort aan kraamverzorgenden
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
CZ-K-U-2861393
17 juli 2008
Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Langkamp (SP) over het tekort aan kraamverzorgenden (2070823960).
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
dr. A. Klink
1. Welke acties heeft u tot nu toe ondernomen om het tekort aan kraamverzorgenden deze zomer te beperken? Welke acties heeft u ondernomen en bent u van plan te gaan nemen om het structurele tekort aan kraamverzorgenden op te lossen?
In het debat met uw Kamer van 28 mei 2008 heb ik toegezegd om u na de zomer nader te informeren over het tekort aan kraamverzorgenden. Daartoe werk ik samen met de beroepsorganisaties en zorgverzekeraars, aan een analyse van de achterliggende oorzaken van het tekort aan kraamverzorgenden, een inschatting van de structureel benodigde capaciteit voor kraamzorg en de manier waarop deze op afzienbare termijn kan worden ingevuld.
2. Kunt u een overzicht geven van de wervingscampagnes die zijn ondernomen om oud-kraamverzorgenden weer voor de kraamzorg te laten kiezen?
Nagenoeg alle kraamzorginstanties zijn hun bestanden nagegaan om voormalige medewerkers te benaderen om hernieuwd in dienst te treden. De koepelorganisaties ActiZ en Branchebelang Thuiszorg Nederland melden dat deze inspanningen slechts in een beperkt aantal gevallen tot positief resultaat hebben geleid. Veel voormalige werknemers hebben een andere betrekking of verkeren in een leefsituatie waarbij terugkeer als kraamverzorgende niet voor de hand ligt of niet mogelijk is.
3. Kloppen de schattingen dat de helft van de aanstaande moeders in de zomer geen of minder uren kraamzorg krijgen? Kunt u een overzicht geven van de regio’s waar tekorten zijn?
Ik kan niet achterhalen waarop genoemde schattingen zijn gebaseerd. Zorgverzekeraars en beroepsorganisaties kunnen deze schattingen niet staven. Over de schaarste in de kraamzorg heb ik met u een debat gevoerd en zijn eerder schriftelijke vragen beantwoord. Als gevolg van deze krapte ontvangen aanstaande moeders in sommige gevallen minder kraamzorg dan geïndiceerd is. Voor de regio’s die het meest getroffen zijn, verwijs ik naar mijn antwoorden op de vragen van uw lid Arib (Tweede Kamer, vergaderjaar 2007-2008, nr. 2570).
4. Zijn er signalen dat in bepaalde regio’s niet aan de minimale 24 uur kraamzorg voldaan kan worden?
Neen, die signalen zijn mij niet bekend, ook niet bij zorgverzekeraars en kraamzorgorganisaties. Zorgverzekeraars en kraamzorgorganisaties hebben mij verklaard dat zij in regio’s waar krapte is, de capaciteit zodanig spreiden, dat elke ingeschreven kraamvrouw minimaal 24 uur zorg ontvangt.
5. Op welke wijze gaat u aanstaande moeders informeren over het tekort aan kraamverzorgenden?
Zorgverzekeraars zijn primair aan zet om hun verzekerden te informeren over de krapte in de kraamzorg. Dat is ook gebeurd, via brieven aan verzekerden, publicaties in (landelijke) dagbladen en de websites. Daarnaast zijn er ook kraamzorginstellingen die hun klantenbestand hebben geïnformeerd.
6. In hoeverre bieden zorgverzekeraars lactatiekundigen aan aan hun verzekerden ter vervanging van de kraamzorg? Bent u bereid zorgverzekeraars dit te verplichten?
Lactatiekundigen zijn specifiek opgeleid voor het adviseren en ondersteunen bij borstvoeding. Daarmee bieden zij een aanvullende dienst ten opzichte van de reguliere kraamzorg. Zij zijn echter niet bedoeld als vervanging van de kraamzorg. Ik heb van zorgverzekeraars ook niet vernomen dat lactatiekundigen als zodanig worden ingezet en ben ook niet van plan ze daartoe te verplichten (zo dat al binnen mijn bevoegdheid zou liggen). Indien zich nochtans situaties voordoen waarbij lactatiekundigen in plaats van kraamverzorgenden zorg aanbiedt, zie ik dat zuiver als een noodconstructie.
7. Op welke manier worden verloskundigen ingezet om in de zomer de druk op de kraamzorg te verlichten?
In regio’s waar krapte heerst, komt het voor dat verloskundigen extra inzet verlenen in aanvulling op de kraamzorg. Meestal betekent dat, dat verloskundigen na de bevalling langer aanwezig blijven om moeder en kind bij te staan, en daarmee de kraamverzorgende te ontlasten. Het gaat dus nadrukkelijk om aanvullende bijstand en niet om hulp in plaats van de kraamzorg. Zoals ik in het debat over kraamzorg reeds heb verwoord, zie ik deze aanpak niet anders dan een noodconstructie om de ergste tekorten op te vangen.
8. Deelt u de mening dat, wanneer verloskundigen bijspringen om het tekort aan kraamzorg op te vangen, zij daarvoor ook door zorgverzekeraars gecompenseerd dienen te worden? Zo ja, bent u bereid hier bij de zorgverzekeraars op aan te dringen? Zo neen, waarom niet?
Over deze kwestie heb ik met zorgverzekeraars contact gehad. Zorgverzekeraars hebben mij verklaard dat de inzet van verloskundigen zich beperkt tot het, indien nodig, langer aanwezig blijven na de bevalling om samen met de kraamverzorgende moeder en kind bij te staan. Het is dus in de regel niet zo dat verloskundigen ‘in plaats van’ maar ‘in aanvulling op’ kraamverzorgenden optreden. Vanuit dat perspectief is er geen tariefkwestie in geding, omdat de verloskundigen geen tarief in plaats van de kraamverzorgende declareert.