Stelsel speciale eenheden functioneert zoals het moet
Uit de evaluatie van het stelsel van speciale eenheden blijkt dat de Dienst Speciale Interventies (DSI) naar behoren functioneert. De commissie, onder voorzitterschap van de oud Directeur-generaal rechtshandhaving mr. drs. C.W.M. Dessens, concludeert in haar rapport dat er vertrouwen is in het stelsel en dat het stelsel in algemene zin aan zijn doel beantwoordt.
Omdat het stelsel volgens de commissie nog beter zou kunnen functioneren als de lagen binnen het stelsel de samenwerking zouden uitbreiden, doet de commissie daar enkele aanbevelingen voor. De commissie is enthousiast over de intensieve samenwerking tussen politie en militairen, waaronder ook de samenwerking binnen de "gemengde" eenheid, de Unit Interventie (UI). Met de oprichting van de DSI, in nauwelijks een jaar tijd, is een prestatie van formaat neergezet, waarvoor algemene waardering bestaat, zo stelt de commissie. Het kabinet heeft op voordracht van de ministers van Jusitite, BZK en Defensie besloten om vrijwel alle aanbevelingen van de commissie integraal op te volgen.
In juni 2005 is na de adviezen van professor dr. C.J.C.F. Fijnaut en de commissie Van Eck een nieuw stelsel van speciale eenheden aangekondigd. Dat nieuwe stelsel trad in juni 2006 in werking. Bij de start is aangegeven dat het nieuwe stelsel na anderhalf jaar zou worden geëvalueerd. Deze evaluatie is op 10 januari 2008 van start gegaan en op 22 april afgerond.
Een van de belangrijkste aanbevelingen in het rapport is het advies om te gaan werken met een zogenaamd 'dakpanmodel'. Het dakpanmodel biedt de mogelijkheid om de onderlinge uitwisseling van personeel te intensiveren zodat de samenhang wordt vergroot. In dit model blijft de glijdende schaal van geweldniveaus gehandhaafd maar is onderlinge versterking mogelijk wanneer dit noodzakelijk is, bijvoorbeeld door een langdurige inzet. In dit model gaat op structurele basis personeelsuitwisseling plaatsvinden tussen de DSI en de AOE'en (de aanhoudings- en opsporingseenheden). Dat betekent in de praktijk dat een deel van het AOE-personeel bij de DSI een opleiding tot "interventiespecialist" volgt.
Andersom wordt vanuit de DSI personeel bij de AOE'en geplaatst, zodat men de gewenste regelmatige inzetervaring opdoet en onderhoudt. Ook tussen de andere eenheden, de Unit Interventie (UI), gespecialiseerd in kleinschalige high-risk operaties, waarin sprake is van explosieven, zware vuurwapens, opofferingsbereidheid van verdachten en CBRN-dreigingen en de Unit Interventie Mariniers (UIM) gespecialiseerd in grootschalige, offensieve of complexe acties, zal onderzocht worden of er structurele uitwisselingsmogelijkheden zijn.
Een volledig overzicht van de wijze waarop de aanbevelingen worden overgenomen vindt u in de kabinetsreactie. Deze en het eindrapport van de commissie zijn integraal te vinden op de website van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding.