Ruimere mogelijkheden voor herziening in strafzaken
Het wordt mogelijk om afgesloten strafzaken sneller te herzien. Ook is in meer gevallen nader feitelijk onderzoek mogelijk. Daarbij kan inbreng van deskundigen beter worden benut en de motivering van het herzieningsverzoek worden versterkt. Dat maakt een revisieraad in de herzieningsprocedure overbodig. Verder kan een verdachte die eerder is vrijgesproken, voor hetzelfde misdrijf alsnog worden veroordeeld. Een en ander blijkt uit een wetsvoorstel van minister Hirsch Ballin van Justitie dat vandaag voor advies naar verschillende instanties is gestuurd.
Herziening ten voordele van de veroordeelde
De voorstellen van de bewindsman vergroten de ruimte om fouten te herstellen en rekening te houden met nieuwe wetenschappelijke ontwikkelingen. Ze verbeteren de rechtsbescherming van personen die ten onrechte zijn veroordeeld. De maatregelen komen tegemoet aan de kritiek dat de huidige eisen voor een herzieningsverzoek te hoog zijn. De herzieningsprocedure ‘nieuwe stijl’ behoudt het karakter van een buitengewoon rechtsmiddel. Het wetsvoorstel volgt op verschillende verbeterprogramma’s van het openbaar ministerie en de rechterlijke macht om onjuiste veroordelingen zo veel mogelijk te voorkomen, zoals het programma ‘versterking van opsporing en vervolging’ naar aanleiding van de Schiedammer Parkmoord en het project ter verbetering van de motivering van (straf)vonnissen.
De huidige herzieningsregeling is verouderd en wordt door de rechtspraktijk als te beperkt ervaren, vooral door de definitie van het begrip novum als grond voor herziening van een strafzaak. In de rechtspraak wordt op dit moment alleen een novum aanwezig geacht als sprake is van een nieuwe feitelijke omstandigheid waarvan de rechter niet op de hoogte was bij de behandeling van de strafzaak. Daardoor leiden gewijzigde inzichten van deskundigen zelden tot herziening. Dit is lastig omdat rechters, mede door de ontwikkeling van nieuwe technieken, afhankelijker zijn geworden van de expertise van deskundigen. De laatste jaren zijn opvattingen van deskundigen onhoudbaar gebleken nadat een strafzaak onherroepelijk was geworden.
Toelating – onder omstandigheden - van nieuw deskundigenbewijs zal in de toekomst eerder leiden tot toewijzen van een herzieningsaanvraag. Maar een veranderd oordeel van een deskundige is geen novum an sich. Het moet gaan om een nieuw feit of bewijsmiddel. Bovendien moet het zó sterk zijn dat het ‘ernstige vermoeden’ ontstaat dat de rechter tot een ander oordeel zou zijn gekomen als hij daarvan op de zitting had geweten. Deze voorwaarden voorkomen dat een zaak speelbal wordt van twijfelende of twistende deskundigen. Zolang er geen nieuwe gegevens zijn, ligt heropening niet voor de hand.
Uitbreiding mogelijkheden voor onderzoek
Verder komen er meer mogelijkheden voor nader feitelijk onderzoek. Een veroordeelde kan daar groot belang bij hebben. Een ten onrechte veroordeelde beschikt niet altijd over de middelen om zijn onschuld aan te tonen. Straks krijgen veroordeelden de kans aanvullend onderzoek aan te vragen bij de procureur-generaal bij de Hoge Raad ter voorbereiding van een herzieningsaanvraag. Veelal gaat het om zaken met ernstige twijfel over de juistheid van de veroordeling, en waar nog onvoldoende materiaal beschikbaar is om te kunnen beoordelen of de herzieningsaanvraag gegrond is.
De procureur-generaal is - onder bepaalde voorwaarden - verplicht zo’n verzoek toe te wijzen. Zo moet de onderzoeksaanvraag noodzakelijk zijn en voldoende gemotiveerd, maar er moet ook sprake zijn van een gevangenisstraf van twaalf jaar of meer. Deze begrensde onderzoeksplicht voorkomt overbelasting van het strafrechtelijke apparaat. Het is beter nader onderzoek zoveel mogelijk te reserveren voor ernstige gevallen dan veel verzoeken toe te wijzen en deze door tijdgebrek oppervlakkig af te wikkelen.
Bovendien zijn ernstige strafzaken, vanwege hun emotionele lading en psychologische druk, gevoelig voor fenomenen als tunnelvisie en de wens een zaak snel op te lossen. Daarom is juist bij deze zaken diepgaander onderzoek wenselijk. Bij minder ernstige zaken kan de veroordeelde rechtstreeks een herzieningsverzoek indienen en daarbij vragen om nader onderzoek. Weliswaar is de procureur-generaal in die gevallen niet verplicht tot onderzoek, maar hij kan daartoe wel besluiten.
Bij toewijzing van een verzoek kan de procureur-generaal ambtshalve of op verzoek van de raadsman van de verdachte een adviescommissie en een onderzoeksteam inschakelen. De adviescommissie, waarin zowel juristen als (forensische) deskundigen zitten, gaat na of aanvullend onderzoek noodzakelijk is en brengt advies uit over de vraagstelling van het onderzoek. Ze is vergelijkbaar met de toetsingscommissie van de huidige CEAS (Commissie Evaluatie Afgesloten Strafzaken). Besluit de procureur-generaal (zelfstandig of na uitkomst van de adviescommissie) tot nader onderzoek, dan kan hij een onderzoeksteam samenstellen van politiemensen, eventueel aangevuld met externe deskundigen of leden van het openbaar ministerie. Een verzoek tot herziening moet wel binnen een redelijke termijn worden gedaan omdat de samenleving als geheel belang heeft bij afronding van een zaak. Voor een herzieningsprocedure is bijstand van een raadsman verplicht.
De voorgestelde regeling maakt de huidige CEAS overbodig. Hetzelfde geldt voor de instelling van een revisieraad. Ook voorkomt de regeling dat verschillende instanties in één zaak uiteenlopende uitspraken doen over een herzieningsgrond. De Hoge Raad blijft dus herzieningsrechter. Dit hoogste rechtscollege is bij uitstek de instantie met de juridische expertise om een herzieningsverzoek goed te beoordelen. Daarbij gaat het niet alleen om de waardering van technisch bewijs of van getuigenverklaringen, maar ook om – soms ingewikkelde – juridische vragen.
Herziening ten nadele van de (vrijgesproken) veroordeelde
Naast de bestaande herziening ten voordele komt er in het Nederlandse rechtsstelsel ook een herziening ten nadele. Vrijgesproken verdachten kunnen voor hetzelfde misdrijf alsnog worden veroordeeld. Door DNA-onderzoek kan bijvoorbeeld in een zogenoemde ‘cold case’ een eerder gegeven vrijspraak omstreden raken. Voor slachtoffers en nabestaanden is het moeilijk te aanvaarden als er in zo’n geval geen straf zou volgen, terwijl zeer belastend bewijsmateriaal is opgedoken. Internationale verdragen staan herziening ten nadele toe, maar zo’n regeling kent wel bezwaren. Zo mag het geen herkansing zijn voor het openbaar ministerie bij zaken die het minder goed en zorgvuldig heeft voorbereid. Ook kunnen verwachtingen worden gewekt die achteraf niet waargemaakt worden omdat de kans op veroordeling niet groot genoeg is. Bovendien moet aan een strafproces eens een einde komen. Toch weegt bij ernstige misdrijven het belang van de samenleving zwaarder, aldus de minister. Een herziening ten nadele wordt daarom in twee gevallen mogelijk. Er is sprake geweest van een ernstige procedurele onregelmatigheid waardoor de vrijspraak op losse schroeven komt te staan (de rechter is bijvoorbeeld misleid door een getuige die meineed heeft gepleegd). Of er is sprake van zeer sterk nieuw bewijs tegen de gewezen verdachte dat tijdens de berechting de rechter niet bekend was, en tot een veroordeling zou hebben geleid (novum).
Vanwege de bezwaren is gekozen voor een beperkte regeling. Herziening ten nadele kan - op grond van een novum - alleen bij zeer zware misdrijven waarop levenslange gevangenisstraf staat. Bij procedurele onregelmatigheden is in ruimere mate een herziening ten nadele mogelijk. Verjaarde delicten komen niet in aanmerking. De nieuwe maatregel voorkomt dat gewezen verdachten na een onherroepelijke vrijspraak of ontslag van alle rechtsvervolging keer op keer worden blootgesteld aan zogeheten ‘fishing expeditions’. Daarom is voorafgaande toestemming nodig van het College van procureurs-generaal, en zal de rechter-commissaris een machtiging voor nader onderzoek moeten geven. Als de herzieningsaanvraag gegrond is, volgt een geheel nieuw proces in twee feitelijke instanties.