Invoering pandbriefwetgeving

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA 'S-GRAVENHAGE

Uw brief (Kenmerk): 08-Fin-B-15

Ons kenmerk: FM 2008-00486 M

Geachte voorzitter,

In de procedurevergadering van de vaste commissie voor Financiën van 14 februari 2008 is gesproken over mijn brief van 30 januari 2008 met betrekking tot het wetgevingsprogramma van de Directie Financiële Markten van het ministerie van Financiën.

De vaste commissie verzoekt mij om de Kamer uitgebreider te informeren over de achtergronden voor de keuze voor een algemene maatregel van bestuur met betrekking tot het onderwerp “Invoering pandbriefwetgeving”. Graag licht ik deze keuze aan de Kamer toe.

Het onderwerp is bij het ministerie van Financiën geagendeerd op verzoek van De Nederlandsche Bank (DNB) en de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB). Zij brachten het ministerie onder de aandacht dat er in de meeste EU-lidstaten een specifiek soort regelgeving bestaat met betrekking tot covered bonds, met het verzoek dergelijke regelgeving ook in Nederland te introduceren. In Nederland wordt wel gesproken van ‘pandbrieven’ maar vanuit juridisch-technisch oogpunt spreekt het ministerie van Financiën van gedekte schuldinstrumenten (zie bijlage, waarover hierna meer).

Het betreft – op hoofdlijnen – obligaties die door een bank zijn uitgegeven en die, vanwege de manier waarop ze zijn vormgegeven, een veilige belegging vormen. Met het oog op dit veilige karakter zijn er in enkele Europese richtlijnen voorzieningen voor dergelijke obligaties getroffen. Zo is bijvoorbeeld in de richtlijn banken opgenomen dat banken die in deze obligaties beleggen, mits aan enkele eisen wordt voldaan, daarvoor een lagere risicoweging (bepalend voor het kapitaalsbeslag) mogen aanhouden.1 Om van deze voorzieningen gebruik te kunnen maken, moet er wel zijn voorzien in nationale regels met betrekking tot deze obligaties, die het veilige karakter waarborgen.

Na overleg met de NVB en DNB heeft mijn ambtsvoorganger besloten om aan het verzoek tegemoet te komen en de sector te faciliteren met regelgeving. Deze regelgeving is van belang met het oog op het level playing field binnen Europa. Daarnaast bevordert zij het vestigingsklimaat in Nederland, omdat instellingen ook in Nederland wettelijke covered bonds kunnen uitgeven. De conceptregels behelzen overigens een facultatieve regeling voor uitgevende banken.

Uit nadere oriëntatie op de vereisten van de betrokken richtlijnen en de mogelijkheden die de Wet op het financieel toezicht (Wft) bood, is gebleken dat er geen formele wetgeving nodig is om wettelijke covered bonds in Nederland te introduceren. De Wft bevat een tweetal grondslagen die ruimte bieden om – in twee bestaande algemene maatregelen van bestuur onder de Wft – dergelijke regels op te nemen. Een wetswijziging is daarvoor niet nodig. Bovendien brengt het technische karakter van de voorgenomen regels met zich dat ze geschikt zijn om in een algemene maatregel van bestuur op te nemen.

De NVB heeft een werkgroep in het leven geroepen waarin de sector, het ministerie van Financiën en DNB participeerden. In het overleg met deze werkgroep zijn conceptregels tot stand gekomen, die in december ter consultatie zijn voorgelegd.

Nader overleg in de werkgroep heeft geresulteerd in de bijgevoegde officiële consultatiereacties van de NVB en DNB (die samen met het conceptbesluit en de concept toelichting zijn gepubliceerd op de website van het ministerie van Financiën), welke reacties grotendeels zijn verwerkt in het conceptbesluit dat inmiddels aan de Raad van State is toegezonden voor advies.

Voor een nadere toelichting verwijs ik u naar het bijgevoegde conceptbesluit en de concept nota van toelichting.

Hoogachtend,

de minister van Financiën,

Wouter Bos

1: Richtlijn nr. 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen (herschikking) (herziene richtlijn banken).