Kamervragen inzake vertrekpremie Nuon topman

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA 'S-GRAVENHAGE

Ons kenmerk: Fin 2008-00201

Geachte voorzitter,

Hierbij ontvangt u de antwoorden op de schriftelijke vragen van het kamerlid Van Dijck en het kamerlid Koşer Kaya inzake de vertrekpremie van de topman van Nuon.

Mede namens de minister van Economische Zaken,

Hoogachtend,

De minister van Financiën,

Wouter Bos

Vragen van het lid Van Dijck (PVV) aan de minister van Financiën over het bericht dat Nuon-topman een zeer genereuze vertrekpremie incasseert. (Ingezonden 18 februari 2008)

1

Hoe beoordeelt u de vertrekpremie van € 1,5 miljoen voor Nuon-topman in het licht van de huidige discussie over topinkomens?

Bent u voornemens in te grijpen in deze vorm van "exhibitionistische zelfverrijking"? Zo ja, op welke wijze?

Antwoord op de vragen 1 en 2:

Zoals ik begrijp vloeit de vertrekpremie van de heer Van Halderen voort uit de afspraken die Nuon heeft gemaakt met de CEO. Het is aan de aandeelhouders van Nuon (zijnde decentrale overheden) om te beoordelen of de beloning van leden van de raad van bestuur past binnen het door hen vastgestelde beloningsbeleid.

3

Deelt u de mening dat de relatie tussen prestatie en beloning ook in de energiesector volledig zoek is en dat deze excessen volledig worden verhaald op de consument middels steeds verder stijgende energietarieven?

Ik ben voorstander van een koppeling tussen beloning en prestatie. Bij staatsdeelnemingen spant het kabinet zich hier ook voor in. De Staat is echter geen aandeelhouder bij de onderhavige onderneming.

Binnen het beloningsbeleid is er ruimte om naar prestatie te belonen middels de doelstellingen voor de variabele beloning. Het is verder aan de aandeelhouders om de discussie aan te gaan met de raad van commissarissen over de componenten in het beloningsbeleid waaronder de lange- en korte termijn bonus. Ik ben voornemens met de decentrale overheden te spreken over de invulling van de nota deelnemingenbeleid waaronder het beloningsbeleid. In dat kader wil ik nagaan of onder andere ten aanzien van het beloningsbeleid tot een gemeenschappelijke oriëntatie kan worden gekomen.

4

Gaat u ervoor zorgen dat per direct de Balkenende-norm wordt gehanteerd voor topinkomens in de (semi-)publieke sector, teneinde deze zelfverrijking te stoppen?

Het kabinet bereidt momenteel een reactie voor op het rapport van de commissie Dijkstal inzake topbeloningen in de semipublieke sector.

1) http://www.dft.nl/nieuws/3313961/_Kassa_voor_Nuon-topman__.html

Vragen van het lid Koşer Kaya (D66) aan de minister van Financiën over het salaris van de NUON-top. (Ingezonden 18 maart 2008)

1
Hoe beoordeelt u een salaris van acht ton voor de topman van NUON? Schaart u een dergelijke beloning onder de noemer 'excessieve beloningen'?

Het salaris van de heer Van Halderen vloeit voort uit de afspraken die Nuon heeft gemaakt met de CEO. Het is aan de aandeelhouders van Nuon (zijnde decentrale overheden) om te beoordelen of de beloning van leden van de raad van bestuur past binnen het door hen vastgestelde beloningsbeleid.

2
Vindt u dat Gedeputeerde Staten van Gelderland in hun hoedanigheid als grootaandeelhouder van NUON voldoende tegemoet komen aan uw morele oproep van vorig jaar om de excessieve beloningen in de top van het bedrijfsleven aan te pakken nu zij hebben gesteld dat het huidige, marktconforme salaris naar hun idee terecht is?

Ik ben voorstander van een koppeling tussen beloning en prestatie. Bij staatsdeelnemingen spant het kabinet zich hier ook voor in. De Staat is echter geen aandeelhouder bij de onderhavige onderneming.

Binnen het beloningsbeleid is er ruimte om naar prestatie te belonen middels de doelstellingen voor de variabele beloning. Het is verder aan de aandeelhouders om de discussie aan te gaan met de raad van commissarissen over de componenten in het beloningsbeleid waaronder de lange- en korte termijn bonus. Ik ben voornemens met de decentrale overheden te spreken over de invulling van de nota deelnemingenbeleid waaronder het beloningsbeleid. In dat kader wil ik nagaan of onder andere ten aanzien van het beloningsbeleid tot een gemeenschappelijke oriëntatie kan worden gekomen.