Kamervragen Participatiemaatschappij Antillen
Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA 'S-GRAVENHAGE
Uw brief (Kenmerk): 28 165
Ons kenmerk: Fin 2008-00084
Geachte voorzitter,
Naar aanleiding van de brieven die ik u mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heb geschreven over de Nederlandse Participatiemaatschappij voor de Nederlandse Antillen NV (NPMNA)1, is er bij enkele fracties binnen de vaste commissie voor Financiën behoefte ontstaan om een aantal vragen en opmerkingen aan mij voor te leggen.
In antwoord op deze vragen en opmerkingen bericht ik u, wederom mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, als volgt.
Ten aanzien van de wijze waarop contacten met de Antilliaanse en Arubaanse overheden worden onderhouden en de wijze waarop deze overheden instemmen met de verkoop van de NPMNA deelnemingen verwijs ik tevens naar mijn eerdere brieven over dit onderwerp van 25 juni 20072 en 19 september 20073.
Zoals ik aan uw Kamer heb gemeld in de evaluatie van NPMNA terzake haar betrokkenheid bij financieringen en vennootschappen in Curaçao, Aruba en Sint Maarten en als besproken tijdens het algemeen overleg op 15 maart 2007, is in 2003 besloten tot een strategie van afbouw van de portefeuille van de NPMNA. De contacten met de Antilliaanse autoriteiten over de afbouwstrategie worden door het bestuur van NPMNA onderhouden. Deze contacten zijn intensief, mede aangezien de Antilliaanse autoriteiten meerderheidsaandeelhouder zijn in de meeste resterende participaties. De Staat der Nederlanden is economisch gerechtigd tot opbrengsten uit NPMNA, maar staat op afstand in het proces van afbouw van de portefeuille. Er bestaat zodoende geen document waarmee de Antilliaanse en/of Arubaanse regering goedkeuring verleent aan de Nederlandse beleidskeuze om de NPMNA portefeuille af te bouwen.
Over de aanwending van de middelen die de Nederlandse Staat toekomen uit de verkoop van deelnemingen van de NPMNA, zoals recent de opbrengst van de verkoop van haar 92%-belang in Plant Hotel N.V., exploitant/eigenaar van het Marriott hotel op Aruba, voert de Nederlandse Staat wel direct overleg met de Antilliaanse overheid en Aruba. De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties is hierover nog in gesprek met de minister-president van Aruba. Zodra een besluit is genomen zal uw Kamer geïnformeerd worden over de bestemming van de middelen. Er is geen sprake van een vaste verdeelsleutel die gehanteerd wordt bij verkoop van deelnemingen.
De afgelopen jaren is actief gewerkt aan de uitvoering van het exit beleid. Voor de meeste deelnemingen en financieringen van de NPMNA zijn reeds kopers gevonden. Voor een overzicht van de deelnemingen die momenteel nog in portefeuille zijn, verwijs ik u naar mijn vorige brief4.
De resterende posten die NPMNA thans nog in portefeuille heeft, worden door marktpartijen verschillend gewaardeerd. Het is daarom niet goed mogelijk om op voorhand aan te geven wat de marktwaarde van deze posten is. Het is mogelijk om kopers te vinden voor de meeste resterende deelnemingen en financieringen van NPMNA. Immers, mocht de verwachting bestaan dat de resterende posten uit de portefeuille geen marktconform rendement zullen realiseren, zal dat leiden tot een zodanige aanpassing van de marktwaarde dat een potentiële koper wel uitzicht heeft op een adequaat rendement. Op welk bod er daadwerkelijk moet worden ingegaan, zal per situatie worden bekeken.
Het financiële resultaat van de Staat wordt primair bepaald door de prestaties van de onderliggende portefeuille. Het resultaat bestaat onder andere uit ontvangen rente op leningen, ontvangen dividenden en verkoop- en liquidatieresultaten in het kader van de exit strategie. Over de jaren 2000 t/m 2005 was de opbrengst gemiddeld EUR 6,5 miljoen per jaar en in 2006 EUR 110 miljoen. De hoge opbrengst uit 2006 wordt voor een substantieel deel bepaald door de verkoop van het Plant Hotel, maar is gecorrigeerd voor gerealiseerde verliezen op andere posten die in dat jaar werden afgewikkeld.
De Staat dient eventuele verliezen van NPMNA aan te vullen . Er zijn in het verleden verliezen geleden door de NPMNA. Een voorbeeld is de verkoop van de aandelen in de Antillean Soap N.V. die met verlies is verkocht doordat de vennootschap slechte vooruitzichten had. Deze verliezen zijn ten laste gekomen van de Staat. Over de laatste jaren is de financieringsvergoeding echter per saldo positief gebleven. Verliezen werden gecompenseerd door opbrengsten elders in de portefeuille. Verliezen zullen niet toegevoegd worden aan het schuldenplafond voor de Nederlandse Antillen.
De NPMNA is momenteel in gesprek met de Sint Maarten Housing Finance Foundation (SMHFF) over de invulling van afspraken omtrent de aanwending van de korting die SMHFF heeft gekregen dankzij de vervroegde aflossing. Het eiland St. Maarten is verantwoordelijk voor de implementatie van de aanbevelingen uit een onderzoek naar de governance van SMHDF, pas hierna kan het traject afgesloten worden. Deze laatstgenoemde stap is nog niet uitgevoerd.
In het eerste kwartaal van dit jaar zal NPMNA in overleg treden met de Staat om tot een specifieke invulling te komen van de afbouw van de resterende portefeuille. In 2008 zal ook onderzocht worden wanneer de betrokkenheid van de Staat afgebouwd kan worden, immers, om diverse redenen zal de vennootschap nog enkele jaren moeten blijven bestaan. Ik ben zeer wel bereid om u op de hoogte te houden van de voortgang van het afbouwproces. Wel moet ik daarbij in ogenschouw nemen dat het verschaffen van informatie niet ten koste mag gaan van een goede uitvoering van de exit strategie.
Hoogachtend,
De minister van Financiën,
Wouter Bos