Kamerbrief over evaluatieverslag Holland Casino

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA ‘S-GRAVENHAGE

Ons kenmerk: FIN07-790

Geachte voorzitter,

Met deze brief bied ik uw Kamer het evaluatieverslag Holland Casino aan.

Eind december 2006 zijn uw Kamer al de evaluatieverslagen van het aandeelhouderschap van een viertal staatsdeelnemingen aangeboden1. Tot dit viertal behoorden de evaluatieverslagen van de Nederlandse Participatiemaatschappij voor de Nederlandse Antillen (NPMNA), De Nederlandsche Bank (DNB), de Centrale Organisatie voor Radioactief Afval (COVRA) en het Nederlands Inkoop Centrum (thans Rechterland).

In die brief is uw Kamer ook bericht dat het evaluatieverslag van Holland Casino nog niet gereedgekomen was en nog enige tijd zou worden aangehouden. De reden voor het uitblijven van dit evaluatieverslag is gelegen in het feit dat het overleg over de gewenste rechtsvorm van Holland Casino nog niet was afgerond.

Voorts vestig ik uw aandacht op het volgende. De Nota Deelnemingenbeheer Rijksoverheid uit 2001 stelde voor jaarlijks een aantal staatsdeelnemingen te onderwerpen aan een evaluatie. Hierbij bericht ik u dat ik de verzorging van deze jaarlijkse evaluaties vanaf heden stopzet. Dit heeft onder meer te maken met het nieuwe staatsdeelnemingenbeleid zoals ik dat heb vervat in de nieuwe Nota Deelnemingenbeheer die ik uw Kamer in december 2007 heb gestuurd. Gegeven dat de jaarlijkse evaluaties van het aandeelhouderschap van staatsdeelnemingen veelal tot doel hadden te bezien of het aandeelhouderschap door de Staat nog langer een functie vervulde voor het borgen van het publieke belang, is de toegevoegde waarde van die evaluatieverslagen, ten opzichte van de algemene terughoudendheid welke in de Nota Deelnemingenbeheer is beschreven, minder geworden. Indien het voornemen bestaat om toch tot afstoting van een staatsdeelneming over te gaan, zal ik uw Kamer hierover vooraf informeren.

De Minister van Financiën,

Wouter Bos

1: Tweede Kamer, Kamerstuk 2006-2007, 28 165, nr. 56.