Kabinetsvisie Europese harmonisatie brandstofprijzen

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

Uw brief (Kenmerk): 31 januari 2008 / 08-VW-B-010

Ons kenmerk: AFP 2008 – 94

Geachte voorzitter,

In haar brief van 31 januari 2008 met bovenvermeld kenmerk heeft de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat de minister van Verkeer en Waterstaat en mij gevraagd de Kamer te informeren over de visie van het kabinet op de (mogelijkheden tot) harmonisatie van de brandstofprijzen in Europees verband. Mede namens de minister van Verkeer en Waterstaat informeer ik u als volgt.

Ik neem aan dat de commissie hier doelt op een harmonisatie van de brandstofaccijnzen, meer dan op een harmonisatie van brandstofprijzen, iets waar overheden slechts in beperkte mate invloed op kunnen uitoefenen. In EU-verband zijn voor de brandstofaccijnzen zogenoemde minimumtarieven vastgesteld. De lidstaten zijn – behoudens enkele uitzonderingen – gehouden brandstofaccijnzen te heffen die ten minste gelijk zijn aan die minimumtarieven. Op dit moment bedragen deze minimumtarieven (motorbrandstoffen) € 359 per 1000 liter voor ongelode benzine en € 302 per 1000 liter voor diesel gebruikt als motorbrandstof1. De Nederlandse tarieven bedragen op dit moment respectievelijk € 688,97 en € 376,31 per 1000 liter.

Nederland pleit in Europees verband al langere tijd voor het verhogen van de Europese minimumtarieven met het oog op een betere afstemming van de accijnstarieven in de lidstaten. Ook de Europese Commissie onderneemt van tijd tot tijd initiatieven tot verhoging van de minimumtarieven, die dan veelal door Nederland op hoofdlijnen worden ondersteund. Nederland is overigens geen voorstander van een volledige harmonisatie van de accijnstarieven (uniform tarief) omdat deze ertoe zou leiden dat lidstaten de mogelijkheid verliezen om zelf beleid te realiseren.

Het verhogen van de in EU-verband geldende minimumtarieven kan slechts indien alle lidstaten daarmee instemmen (unanimiteit). Het blijkt in de praktijk zeer lastig om deze unanimiteit te verkrijgen voor enigszins substantiële verhogingen. Hoewel hogere minimumtarieven de verschillen tussen lidstaten zullen verkleinen zijn met name de tariefverschillen, en daarmee de prijsverschillen, met de buurlanden van belang. De vraag in hoeverre bijvoorbeeld Malta of Cyprus een (veel) lager accijnstarief kent dan Nederland, is voor Nederland minder van belang. Van belang voor Nederland zijn de tarieven in met name Duitsland en België en in iets minder mate de tarieven in Frankrijk en Luxemburg. Grote verschillen tussen Nederland en met name België en Duitsland zullen aanleiding kunnen geven tot grenseffecten. Grote verschillen tussen België en Duitsland enerzijds en hun buurlanden (andere dan Nederland) zullen voor die landen mede bepalend zijn voor hun accijnsbeleid en dus ook weer bepalend zijn voor de bereidheid om qua accijnstarieven gelijke tred met Nederland te houden.

Bij de Raad ligt al geruime tijd een richtlijnvoorstel van de Europese Commissie waarin wordt voorzien in een stapsgewijze verhoging van de minimumaccijns voor diesel naar het niveau van het (eveneens te verhogen) minimumniveau voor benzine2. De Kamer is door het kabinet over dit voorstel geïnformeerd door middel van een fiche3 van de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC). In dat fiche is – in lijn met hetgeen hiervoor is vermeld – aangegeven dat Nederland positief staat tegenover een verhoging van de minimumtarieven voor benzine en diesel.

Hoogachtend,

de staatssecretaris van Financiën,

mr. drs. J.C. de Jager

1: Per 1 januari 2010 wordt het minimumtarief van diesel verhoogd naar € 330 per 1000 liter.
2: Voorstel voor een richtlijn van de Raad houdende wijziging van Richtlijn 2003/96/EG tot aanpassing van de bijzondere belastingregeling voor als motorbrandstof voor commerciële doeleinden gebruikte gasolie en tot coö rdinatie van de belasting van als motorbrandstof gebruikte loodvrije benzine en gasolie
3: Kamerstukken II 2006/07, 22 112, nr. 524 (2)