Antwoorden op kamervragen over het onderzoek naar een brand in De Punt
Antwoorden op de kamervragen van het lid Van Bochove (CDA) aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het onderzoek naar een brand in De Punt. (Ingezonden 27 juni 2008)
1. Vraag
Hebt u kennisgenomen van het Verkennend onderzoek Brand met dodelijke afloop? 1)
1. Antwoord
Ja.
2. Vraag
Kunt u aangeven welke overeenkomsten en/of verschillen ten aanzien van de vorming van brandbare gassen er zijn tussen het materiaal waaruit tussen de sandwichpanelen bestaan, waaruit het dak in De Punt was opgebouwd en het geëxpandeerd polystyreenschuim? 2)
2. Antwoord
De ontleding en vorming van brandbare gassen bij verhitting is een eigenschap van veel verschillende kunststoffen. Volgens het onderzoeksrapport bevatte het dak in De Punt isolatiemateriaal uit polyurethaanschuim (PUR-schuim). Hieruit komen andere gassen vrij dan uit geëxpandeerd polystyreen (EPS) vanwege de verschillende samenstelling van de materialen. De hoeveelheid brandbare ontledingsproducten van deze twee verschillende materialen is echter vergelijkbaar.
3. Vraag
Deelt u de mening dat verder onderzoek op mogelijke effecten door u moet worden bevorderd?
7. Vraag
Bestaat er een landelijk functionerend registratie- en alarmeringssysteem van effecten die optreden bij brand van, in dit geval, kunststoffen?
8. Vraag
Bent u, mocht dit systeem niet bestaan, bereid een dergelijk systeem alsnog in te voeren?
Antwoord op de vragen 3, 7 en 8
Ik deel uw mening dat verder onderzoek moet worden bevorderd. In de beantwoording van uw vragen van 6 februari 2008 heb ik dit standpunt ook ingenomen. Een registratie- en alarmeringssysteem voor de effecten van kunststoffen bij brand bestaat op dit moment niet. Nader onderzoek kan hier ook een uitkomst bieden.
Een aanvraag voor subsidiëring van systematisch onderzoek naar het gedrag van bouwmaterialen tijdens branden is op dit moment in behandeling. Daarmee kan zowel aan het nader onderzoek als aan een registratie- of alarmeringssysteem invulling worden gegeven.
4. Vraag
Kunt u aangeven of, zoals uit berichten in de media over uitspraken 3) van de leider van het onderzoek blijkt, er al eerder gewaarschuwd is voor de effecten bij brand van de hier gebruikte sandwichpanelen?
5. Vraag
Waren artikelen over o.a. het TUE-rapport in het brandweervakblad
'Brand & Brandweer'5) ook geen waarschuwingen op dit terrein?
Antwoord op de vragen 4 en 5
Kunststoffen van allerlei soorten worden in Nederland op grote schaal en op veel manieren toegepast. Daarom gaat de lesstof voor bevelvoerenden van de brandweer in algemene termen in op deze gevaren (module “Verbranding en blussing”). Daarnaast is er bijscholingsmateriaal beschikbaar (“Veilig repressief optreden – bijscholing van bevelvoerders”). Dit materiaal gaat in op de mogelijkheid van snelle brandontwikkeling door – onder meer – het ontsteken van verbrandingsproducten. Volgens het door u aangehaalde rapport kan dit zich in De Punt ook hebben voorgedaan.
Een specifieke waarschuwing voor sandwichpanelen met PUR wordt voor zover mij bekend daarin niet afzonderlijk gegeven. Dit geldt ook voor de door u genoemde artikelen in de vakpers. Wel waarschuwen deze artikelen over de gevaren van sommige isolatiematerialen. Daarbij wordt echter vooral ingegaan op de aanwezigheid van EPS. Deze artikelen sluiten inhoudelijk aan bij de lesstof van de brandweer.
6. Vraag
Welke maatregelen zijn daarop getroffen en zijn brandweerkorpsen hierover geïnformeerd?
6. Antwoord
Zoals ik in antwoord op uw vragen van 6 februari 2008 heb gemeld, heeft de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid in juni 2005 naar aanleiding van de brand in Leiden een Inspectiebericht verzonden naar alle brandweerkorpsen. Daarin is onder andere aandacht besteed aan de vermoedens die op dat moment bestonden over de rol die EPS heeft gespeeld bij de brand. Hier was overigens geen sprake van sandwichpanelen.
9. Vraag
Deelt u de aanbeveling uit het genoemde rapport1 dat industriepanden altijd defensief moeten worden benaderd en op welke wijze zal de brandweer dienen te reageren bij branden in gebouwen met veel bezoekers zoals bijvoorbeeld ingericht als 'indoor' skihallen en bouwmarkten, waarvan de bouwconstructies vergelijkbaar zijn met de verbrande hal in De Punt?
10. Vraag
Gaat u alle brandweerkorpsen informeren wat de aanbevelingen uit dit rapport zijn en hen instrueren ook zo te handelen?
Antwoord op de vragen 9 en 10
De aanbeveling van de onderzoekscommissie richt zich op de afhandeling van de dagelijkse repressieve taken van de brandweer. Het bepalen van de juiste tactiek voor brandbestrijding is in belangrijke mate afhankelijk van de omstandigheden ter plaatse en leent zich moeilijk voor advisering op afstand.
De Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding heeft echter uitgebreid aandacht geschonken aan de resultaten van het onderzoek. Ook eventuele toekomstige onderzoeksresultaten of aanbevelingen naar aanleiding van deze tragische gebeurtenis zullen door de NVBR onder de aandacht van de korpsen worden gebracht. Deze branchevereniging van brandweermensen is mijns inziens bij uitstek aangewezen om de aanbevelingen te becommentariëren. Ik acht stellingname mijnerzijds op de aanbevelingen daarom niet noodzakelijk.
1) http://www.tynaarlo.nl, 18 juni 2008.
2) Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2007–2008, nr. 1460.
3) Radio 1 Journaal, 23 juni 2008.
4) juli/augustus 2007.
5) nrs. 17 en 18 van 2005 en nr. 16 van 2006.