Roken in jeugdvoorzieningen

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

VGP-CB-U-2855119

9 juli 2008

Op 2 juni heb ik van u een brief ontvangen over het roken in jeugdvoorzieningen. Deze brief was geschreven door een moeder van een 16-jarige pupil. De jeugdvoorziening waar haar zoon verblijft staat roken op het balkon toe terwijl één van de huisregels is ‘gebruik van alcohol, tabak en drugs wordt in de voorziening niet toegelaten’. Vervolgens komt de rook op het balkon via de openstaande ramen in de kamers terecht die aan het balkon grenzen. Zij is van mening dat de houding van de leiding van deze voorziening indruist tegen het regeringsbeleid. Mede namens mijn collega Klink kan ik u het volgende hierover berichten.

Het tabaksontmoedigingsbeleid is er op gericht om te voorkomen dat jongeren gaan roken, het stimuleren van rokers om te stoppen en hen daarbij te ondersteunen en om niet-rokers te beschermen tegen tabaksrook van anderen. Uit de Tabakswet en de daaruit voortvloeiende regelgeving (Besluit beperking verkoop en gebruik tabaksproducten) blijkt waar in de inrichting het roken niet cq. wel is toegestaan. In artikel 1 van het besluit staat vermeld dat ‘ruimten of delen van een inrichting gelegen in de open lucht’ niet onder het besluit vallen en dat daar het rookverbod niet van kracht is. Dit heeft betrekking op het roken op het balkon. Het is vervolgens aan de inrichting zelf om in gevolge artikel 3a van bovengenoemd besluit te bepalen of zij een rookruimte inrichten. De jeugdvoorziening waar de zoon van mevrouw verblijft lijkt hiermee te voldoen aan de Tabakswet. Wel verdient het de voorkeur om vanuit het perspectief van de volksgezondheid en de voorbeeldfunctie voor jongeren niet-roken tot norm te maken en het roken te ontmoedigen in jeugdvoorzieningen.

De Minister voor Jeugd en Gezin,

mr. A. Rouvoet