Antwoorden op kamervragen van Langkamp over het personeelstekort in de jeugdzorg (ingezonden 29 mei 2008)

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG


JZ-K-U-2854606

4 juli 2008

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Langkamp (SP) over het personeelstekort in de jeugdzorg (ingezonden 29 mei 2008).

De Minister voor Jeugd en Gezin,

mr. A. Rouvoet

Antwoorden op kamervragen van het kamerlid Langkamp over het personeelstekort in de jeugdzorg. (Ingezonden 29 mei 2008)


Vraag 1

Wat is uw reactie op het bericht ‘Personeelstekorten Jeugdzorg?’

Vraag 2

Kunt u een overzicht geven van de instroom- en uitstroom en het verloop van gezinsvoogden? Zo neen, waarom niet?

Antwoord 2

De meest recente gegevens die mij over de instroom- en uitstroom van gezinsvoogdijwerkers bekend zijn komen uit 2007. Deze zijn vermeld in mijn brief aan uw Kamer van 16 november 2007 (31 001, nr. 37). Bij bureau jeugdzorg Noord-Holland is in de eerste drie maanden van 2007 een uitstroom geweest van 19,6%. Het aantal nieuw aangenomen gezinsvoogdijwerkers bedroeg er 21,5%. Bij de andere Bureaus Jeugdzorg varieert de uitdiensttreding: 0% in Friesland, 1% in Zuid-Holland, 1,3% in Groningen, 2,3% in Amsterdam, 3,4% in Rotterdam, 5,3% in Haaglanden, 6% (over de eerste vijf maanden) in Gelderland, 6,2% in Overijssel, 12% in Flevoland. In alle regio’s is het aantal indiensttredingen groter geweest dan het aantal uitdiensttredingen. Op dit moment is de MOgroep Jeugdzorg gegevens aan het verzamelen over de uitstroomcijfers van gezinsvoogdijwerkers over het eerste kwartaal van 2008. Dit mede naar aanleiding van een eerder verzoek van mij hiertoe. De MOgroep Jeugdzorg heeft aangegeven eind juni te beschikken over deze cijfers. Ik zal de betreffende cijfers zodra beschikbaar ook aan uw Kamer sturen.

Vraag 3

Hoeveel vacatures staan er momenteel open bij Bureaus Jeugdzorg? Hoe lang staan ze gemiddeld open?

Antwoord 3

FCB (het bipartiete arbeidsmarktfonds in de branche) heeft op basis van publicaties van vacatures op een aantal websites van de Bureaus Jeugdzorg een schatting gemaakt van het totaal aantal vacatures bij Bureaus Jeugdzorg.
Op basis van telling van huidig gepubliceerde vacatures op websites van 15 Bureaus Jeugdzorg maakt FCB de schatting dat er 110-120 vacatures op dit moment open staan. Er werken ongeveer 8000 mensen bij deze 15 Bureaus Jeugdzorg. Dat houdt in dat er op dit moment een vacaturegraad is van ongeveer 1,4%.
Bij de werkgeversenquête 2006, uitgevoerd door Prismant, in opdracht van sociale partners in Zorg en Welzijn was bij Jeugdzorg de gemiddelde vacaturegraad 1,5%. Hiervan was 38% toen moeilijk vervulbaar, ofwel stond lang open (langer dan 3 maanden).

Vraag 4

Hoe lang werkt een beginnend gezinsvoogd gemiddeld bij Bureau Jeugdzorg?

Antwoord 4

Volgens cijfers aangeleverd door de FCB is de verblijfsduur van medewerkers in de Jeugdzorg gemiddeld 7,6 jaar bij 1 werkgever. In de meeste andere branches in Zorg en Welzijn is 10 á 11 jaar gebruikelijk.
In de Jeugdzorg is het verloop van medewerkers tot en met 24 jaar gemiddeld meer dan 4 keer zo hoog (bijna 50%) als het gemiddelde bruto-verloop in de hele branche (12,9%) en is tevens een aantal malen hoger dan het verloop tot die leeftijd in andere branches in Zorg en Welzijn. Hierin bevindt zich dus ook de groep startende beroepskrachten in de Bureaus Jeugdzorg. Het betekent dat werknemers in de Jeugdzorgbranche tot en met 24 jaar gemiddeld maximaal 2 jaar bij dezelfde werkgever werkzaam blijven. Een deel van hen (schatting is 14%) gaat naar een andere werkgever in de branche, waarbij een rol speelt dat deels tijdelijke arbeidsovereenkomsten waren aangeboden. Het verloop onder mensen die met een eerste baan beginnen, is echter altijd hoger dan onder mensen van 35 jaar.

Overigens worden cijfers over instroom en uitstroom, duur van het arbeidscontract niet standaard door mijn departement verzameld. Het is belangrijk te benadrukken dat Bureaus Jeugdzorg en zorgaanbieders, hoewel afhankelijk van subsidie- of premiegelden, zelfstandige ondernemingen zijn. Daarmee zijn zij primair zelf verantwoordelijk voor het voeren van een gezond personeelsbeleid. Provincies behoren hier op toe te zien. Dit onderwerp staat op mijn politieke agenda en is onderwerp van gesprek met de provincies.

Vraag 5

Wat zijn volgens u de oorzaken van het hoge verloop onder gezinsvoogden?

Antwoord 5

De verschillen in verloopcijfers per regio (zie het antwoord op vraag 2) zijn groot. Ik kan dan ook niet in algemene zin concluderen dat het verloop van gezinsvoogdijwerkers hoog is.
Op dit moment zijn over de oorzaken van het verloop onder gezinsvoogdijwerkers geen exacte gegevens bekend. De MOgroep Jeugdzorg geeft aan dat er niet één oorzaak voor het verloop onder gezinsvoogdijwerkers aan te wijzen is zoals ook blijkt uit de genoemde verschillen in verloopcijfers. Zaken als zwaarte van het beroep, werkdruk en problemen binnen de organisatie worden als mogelijke oorzaken genoemd. Ook wordt er vanwege de groei van het aantal jeugdbeschermingsmaatregelen veel nieuw personeel geworven. Dit zijn vaak jonge mensen die niet eerder gezinsvoogdijwerker zijn geweest. Het verloop onder mensen die met een eerste baan beginnen, is altijd hoger dan onder mensen van 35 jaar en ouder. Zeker bij een zwaar beroep als dat van gezinsvoogdijwerker. Overigens heeft de MOgroep Jeugdzorg niet de indruk dat het verloop onder gezinsvoogdijwerkers structureel hoger is dan onder personeel werkzaam binnen de vrijwillige jeugdzorg.

Vraag 6

Welke maatregelen gaat u nemen om de grote uitstroom van gezinsvoogden terug te dringen?

Antwoord 6

In aanvulling op mijn antwoorden op de vragen twee en vier kan ik u daarover het volgende melden. De MOgroep Jeugdzorg en het FCB voeren op basis van hun verantwoordelijkheid als respectievelijk werkgeversorganisatie en arbeidsmarktfonds verschillende activiteiten uit gericht op instroom en behoud van personeel in de jeugdzorg in het algemeen, zoals het monitoren van de werklast, onderzoek naar uitstroomoorzaken en uitstroomrichtingen, gekoppeld aan zowel afzonderlijk de Bureaus Jeugdzorg als aan regionale spreiding en afzonderlijke functiegroepen, verbetering van de arbeidsomstandigheden met behulp van de Arbocatalogus Jeugdzorg en de Risico Inventarisatie en -Evaluatie arbeidsomstandigheden (RI&E), projecten gericht op het behoud van beginnende beroepskrachten in de branche, via begeleiding, inzicht in loopbaan- en doorstroommogelijkheden en een toeleidingscampagne waarbij extra aandacht is voor oudere zij-instromers en herintreders (boven de 30 jaar) en waarbij met name veel aandacht uitgaat naar een reële beeldvorming bij instromers over het beroep in de jeugdzorg.
Daarnaast zijn er in het kader van het arbeidsmarktbeleid voor de zorg inmiddels gesprekken gaande tussen het Programmaministerie van Jeugd en Gezin, de MOgroep Jeugdzorg en het FCB over een meerjarige subsidie voor aanvullende projecten, ook gericht op de instroom en behoud van personeel in de jeugdzorg. Daarnaast zal het Stagefonds voor de zorg, een subsidieregeling van het ministerie van VWS, ook ten goede komen aan instellingen in de jeugdzorg.

Ook is er een aantal beleidsinitiatieven ingezet die ook een bijdrage leveren aan het versterken van de aantrekkelijkheid van de functie van gezinsvoogdijwerker in het bijzonder. Hierbij denk ik aan het invoeren van de Deltaplanmethode. Deze methode gaat gepaard met een lagere caseload en een verhoogde cliëntcontacttijd. Ook de inspanningen die worden geleverd in het kader van het terugdringen van de ervaren regeldruk in de jeugdzorg en het Plan van aanpak Professionalisering zullen naar verwachting een positief effect hebben op de aantrekkelijkheid van het beroep van gezinsvoogdijwerker. Dit laat onverlet dat het beroep van gezinsvoogdijwerker een zwaar beroep is met veel verantwoordelijkheid.