Cramer over nieuwe Wro: 'Het werd hoog tijd'
De nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) is vandaag van kracht geworden. Wat betekent dat voor u?
'Ik ben trots op de nieuwe wet en blij dat we er nu mee aan de slag kunnen. Het werd hoog tijd. De oude Wro was ruim veertig jaar oud en voldeed al zeker tien jaar niet meer. Het was een lappendeken, onoverzichtelijk en traag door het vele verstelwerk. Het moest echt anders. Want ook de komende decennia is extra ruimte nodig voor bedrijven, nieuwe woningen en wegen en spoorlijnen. En voor meer windmolens en voorzieningen om wateroverlast te bestrijden. Dat moeten we allemaal wel goed in de beperkte ruimte inpassen, want iedereen wil een gezonde en prettige woonomgeving leven.'
Wat levert de nieuwe wet in het kort op?
'De wet zorgt voor eenvoudiger regels en snellere procedures. Minder papieren rompslomp, meer mogelijkheden om werken, wonen, recreatie en milieu op elkaar af te stemmen en duidelijkheid over de vraag welke overheid waarover gaat in de ruimtelijke omgeving.
Bovendien bundelen we onder de nieuwe Wro het beleid uit de Nota Ruimte en dat voor de Waddenzee, de haven van Rotterdam en de militaire oefenterreinen en de planologische kernbeslissingen (PKBs). Die komen nu allemaal samen. Dat is een belangrijk pluspunt voor de overzichtelijkheid en eenheid van het rijksbeleid.'
Wat is de belangrijkste verandering?
De nieuwe Wro is een revolutionaire verandering. De oude wet ging uit van het principe "toezicht op toezicht". Verschillende bestuurslagen - Rijk, provincie en gemeente - waren elkaar daardoor voortdurend aan het corrigeren. Dat was heel verwarrend. En de besluitvorming kon de steeds worden opgehouden omdat een andere bestuurslaag zich er mee kon bemoeien. Nu draaien we het om. Het Rijk legt vooraf vast aan welke nationale kaders nationale ruimtelijke belangen ruimtelijke plannen moeten voldoen. Provincies stellen binnen die kaders eigen structuurvisies en verordeningen op. Dat zijn dan weer de kaders waarbinnen de gemeenten moeten opereren. Daarbij moeten provincies ook echt optreden als regisseur van de ruimtelijke ontwikkeling.
U lijkt als minister met de nieuwe Wro de regie over de ruimtelijke ontwikkeling weer strakker in eigen hand te nemen. Hoe verhoudt zich dat tot de decentralisatie van het ruimtelijk beleid?
'Het adagium van de Nota Ruimte is nog steeds "decentraal wat kan, centraal wat moet". Van dat beginsel gaan we vandaag ook nog uit. De afgelopen jaren ging het echter vooral over "decentraal wat kan" en nauwelijks over "centraal wat moet". Dat trekken we nu weer recht met de zogenoemde realisatieparagraaf Nationaal ruimtelijk beleid. En het is mijn taak in het kader van mijn regierol als minister van Ruimte te zorgen om "centraal wat moet" ook goed in te vullen. Dat doe ik door de nationale belangen in regelgeving vast te leggen. Van nationaal belang zijn bijvoorbeeld bescherming tegen overstromingen en de aanpak van lelijke bedrijventerreinen. Bijna alle nationale belangen stonden al in de Nota Ruimte, de beleidsnota voor ruimtelijke ordening uit 2006. Er verandert dus in wezen niet zo vreselijk veel voor gemeenten. Met de nationale ruimtelijke belangen leggen we bestaand beleid vast in regels.'
Waarom legt u die nationale belangen niet bijvoorbeeld vast in bestuurlijke afspraken met gemeenten en provincies?
We moeten alle nationale belangen nog wel vastleggen in Algemene maatregelen van bestuur (AMvB). Maar als ik die AMvB's heb geformuleerd, heb ik de mogelijkheid om me daarop te beroepen. Als ik bestuurlijke afspraken zou maken of anderszins, dan heb ik bij de rechter nagenoeg geen poot om op te staan. Daarom moet ik de nationale belangen ook juridisch vastleggen. Het voordeel van zo'n AMvB is ook dat burgers naar de rechter kunnen stappen als bijvoorbeeld een natuurgebied in de Nationale Ecologische Hoofdstructuur wordt bedreigd door bouwplannen.
Daarnaast krijgt de gemeente juist meer regie bij de ruimtelijke ontwikkeling in het eigen gebied. En meer verantwoordelijkheid als het gaat om het bestemmingsplan. De provincie hoeft dat plan niet meer goed te keuren. Ik ben er van overtuigd dat gemeenten die verantwoordelijkheid aan kunnen. Met de AMvB's zijn de centrale kaders straks duidelijk. Lokale belangen kan het lokaal bestuur het beste afwegen.'
Wat zijn de belangrijkste nationale belangen?
'Ze zijn allemaal belangrijk, anders zouden we het niet nationaal regelen. De meeste staan al in de Nota Ruimte. Wel hebben we in dit kabinet een aantal themas benoemd die niet in de Nota Ruimte zijn. Denk bijvoorbeeld aan windenergie op land, klimaatbestendigheid en zuinig ruimtegebruik.
Door klimaatverandering is het water weer prominenter terug bij onze prioriteiten. De bescherming van de kust is een nationale zaak. Verhoogde waterafvoer van de grote rivieren begint ver over onze grenzen. Dat vraagt om een nationale aanpak met oog voor de internationale dimensie.
Een ander voorbeeld is zuinig ruimtegebruik. Daarnaast wil ik ook dat gemeenten altijd eerst de ladder van de Sociaal-Economische Raad toepassen. Aan de hand van deze SER-ladder bekijken gemeenten of een nieuw bedrijventerrein wel nodig is of bestaande bebouwing opnieuw kan worden gebruikt. Daarna moeten ze eerst kijken of ze binnen de stad kunnen bouwen. Pas als dat allemaal niet lukt kunnen ze eventueel uitwijken naar het buitengebied.'
Wat merkt de burger van de nieuwe Wro?
'In het klein zal de burger ervaren dat het bestemmingsplan weer belangrijker wordt als het om de eigen omgeving gaat. Dat plan moet straks actueel en voor iedereen thuis digitaal beschikbaar zijn. In het groot ziet de burger dat de rijksoverheid zijn verantwoordelijkheid neemt. Als het gaat om zuinig ruimtegebruik, bestrijding van verrommeling, behoud van natuur, groen rond de steden en waardevolle landschapen en een klimaatbestendige inrichting van ons land. Zo werken we samen aan een mooi en duurzaam Nederland.'