Toespraak minister Ter Horst op seminar ‘Lintje zoekt Vrouw’
Minister Ter Horst opende het seminar ‘Lintje zoekt vrouw’, georganiseerd door het ministerie van BZK in samenwerking met onder meer het Kapittel van Civiele Orden.
Dames en - toch ook - heren,
Woonden we maar in Noorwegen, denkt u misschien wel eens. Gewoon een quotum voor het aantal vrouwen in topfuncties en binnen een paar jaar heb je veertig procent vrouwen op hoge posities. Wat heb je dan een groot aanbod als je vrouwen wilt onderscheiden!
Of is zo’n Noors systeem helemaal niet nodig? Steeds meer vrouwen krijgen immers een onderscheiding. Bij de lintjesregen van vijf jaar geleden werden ruim 800 vrouwen gedecoreerd; dit jaar waren het er meer dan 1200.
Een van de doelstellingen van het herziene decoratiestelsel uit 1996 was om meer vrouwen te decoreren, en overigens ook leden van minderheidsgroepen. Dat komt op den duur dus vanzelf goed, zou je zeggen.
Dat is dus niet zo.
Want verreweg het grootste deel van de decoraties voor vrouwen betreft onderscheidingen in de Orde van Oranje-Nassau en dan als Lid in deze Orde. Slechts twee vrouwen werden dit jaar onderscheiden in de Orde van de Nederlandse Leeuw. Het lijkt erop dat we de leeuwin in haar hempie laten staan.
De toename van het aantal gedecoreerde vrouwen komt doordat er steeds meer wordt gedecoreerd vanwege bijzondere verdiensten als vrijwilliger. Mensen die in hun vrije tijd bijvoorbeeld actief zijn in de ouderenzorg of het jongerenwerk. Ruim tachtig procent van de onderscheidingen komt terecht bij vrijwilligers.
Er is dus sprake van een stijgende lijn, maar het aantal vrouwen dat gedecoreerd wordt blijft nog te zeer achter. Dat zie je nog sterker terug in de hogere graden.
Vrouwelijke vrijwilligers worden steeds beter bereikt, maar vrouwelijke professionals nog veel te weinig.
Wat kunnen we daaraan doen?
Ook zonder Noors quotum - want het decoratiestelsel leent zich qua karakter niet voor quota - beschikken we over twee aanknopingspunten.
In de eerste plaats het diversiteitsbeleid. We streven ernaar dat er meer vrouwen komen op hogere en zichtbare posities in de samenleving en op de arbeidsmarkt. Meer vrouwen op posities die hen decorabel maken, om het zo maar te zeggen.
We hebben duidelijke doelstellingen geformuleerd.
In 2011 bestaat dertig procent van de instroom in topfuncties uit vrouwen. Ook zijn er streefcijfers voor de arbeidsdeelname van allochtonen en ouderen.
Ook voor de politie gelden dat soort cijfers. Het streven is dat vrouwen en allochtonen binnen drie jaar de helft van de vacatures vervullen voor leidende functies binnen de korpsen.
We formuleren niet alleen streefcijfers, maar we helpen organisaties ook op weg. Bijvoorbeeld met de diversiteitsindex, een instrument waarmee we bij de overheid informatie vergaren over geslacht, leeftijd en etniciteit van ons personeelsbestand. De index helpt organisaties op weg naar een evenwichtiger personeelsbestand. Het instrument is bruikbaar voor álle werkgevers.
Ik vind het ook belangrijk dat meer vrouwen politieke functies vervullen. De komende tijd zet ik me in het bijzonder in om meer vrouwelijke en liefst ook allochtone burgemeesters te kunnen benoemen. Daarvoor moeten zich dan voldoende vrouwelijke en allochtone kandidaten beschikbaar stellen. Om dat te bevorderen, zetten we op dit moment een groep scouts op met een stevig maatschappelijk netwerk die potentiële kandidaten benaderen voor het burgemeestersambt.
Ik maak van deze gelegenheid gebruik om ook u op te roepen geschikte kandidaten bij ons aan te melden. Wij zorgen dat ze in contact komen met scouts of dat ze op een andere manier worden geïnformeerd over de mogelijkheden.
Als minister kan ik de resultaten niet afdwingen. Maar stimuleren kan altijd. Zoals in het geval van het Charter Talent naar de Top, een initiatief van ondernemers, de vakbeweging, de SER en het Rijk om de achterstand van vrouwen in hoge functies goed te maken.
Het diversiteitsbeleid werkt vooral op de langere termijn. Maar ook op de korte termijn kunnen we resultaten boeken. En wel door gebruik te maken van het tweede aanknopingspunt, namelijk: eenvoudigweg zorgen dat er meer vrouwen - ook nú al - worden voorgedragen voor een onderscheiding.
Nu draag ik als minister zelf niemand voor. De voorstellen komen uit de samenleving zelf. Dat is een wezenskenmerk van het stelsel. Daarom zeg ik speciaal tegen werkgevers, werknemers en vertegenwoordigers van organisaties op het gebied van de positie van vrouwen: kijk goed om zich heen! Dat geldt dus ook voor diegenen onder u die vrouwenorganisaties vertegenwoordigen. Als ú geen vrouwen kent die in aanmerking komen, wie dan wel? We hoeven echt de resultaten van het diversiteitsbeleid niet af te wachten om de juiste vrouwen te vinden.
Eigenlijk geldt deze oproep de hele Nederlandse samenleving. Ik ben blij dat het Kapittel dat inziet en zich bezighoudt met actieve voorlichting over het stelsel en de aanvraagprocedure.
Maar die aanvraagprocedure is lang en nogal intensief. Het zou nuttig zijn om aanvragers nog wat extra hulp te bieden. Daar ligt een taak voor de burgemeesters en hun medewerkers. Zij vormen de eerste schakel in de formele procedure. De burgemeester kan zelf voorstellen indienen of anderen daartoe aansporen. Burgemeesters zouden daarbij speciaal op verdienstelijke vrouwen kunnen letten. Bovendien kan de burgemeester de aanvrager adviseren, zodat de kans op een succesvolle aanvraag groter wordt.
Over die procedure nog één opmerking. Want daarbij wordt steeds meer gebruik gemaakt van de digitale mogelijkheden. Uiterlijk september volgend jaar moeten alle ministeries kunnen inloggen in het DAISY-systeem.
Alle betrokkenen werken dan volgens een uniform systeem en de kans op fouten wordt minimaal. Zodat de procedure niet alleen een resultaat oplevert dat van deze tijd is, dus meer onderscheidingen voor vrouwen; maar zodat ook de procedure zelf up-to-date is.
Er zijn genoeg vrouwen die zich in onze samenleving onderscheiden. Laten we samen zorgen dat zij ook onderscheiden worden!
Dank u wel.