Toespraak staatssecretaris Bijleveld op Congres 'Staat van de Dualisering'
Toespraak van staatssecretaris Bijleveld tijdens het congres 'Staat van de Dualisering' in De Flint in Amersfoort.
Dames en heren,
Speciaal voor dit congres ben ik vanochtend teruggekeerd van een werkbezoek uit de Antillen.
Ik vind het van groot belang dat u er bent. Via u hopen wij veel aan de weet te komen over de staat van de dualisering. U bent immers allemaal ervaringsdeskundige.
U kent misschien de kunstenaar Jeroen Henneman. Hij was onlangs nog in het nieuws omdat hij het monument voor Theo van Gogh heeft gemaakt. Maar de reden dat ik hem noem is dat hij eind jaren zeventig zei: “Nederland is bijna klaar.”
Dat was toen ook het gevoel; hier en daar nog een paar tegeltjes rechtleggen of een landweg bestraten en dan was het af.
Wat vergisten de mensen zich toen!
Gebleken is dat er van alles nog steeds níet af is, maar bovendien hebben we geleerd dat een staat van voortdurende verandering normaal is. Voor het openbaar bestuur is het zelfs essentieel.
Want het is onze taak om steeds bezig te blijven met de vraag wat er beter kan. En daarvoor is het weer noodzakelijk om af en toe de balans op te maken.
Zoals vandaag.
Dames en heren, van harte welkom. U bent hier met velen, en daar zijn wij dankbaar voor. Zelfs met zo velen dat de aanmeldingen zijn stopgezet. Uw bijdrage aan de kwaliteit van het openbaar bestuur is absoluut noodzakelijk. We willen met u spreken over kaderstelling, over controle en transparantie, over de verhouding tussen B&W en raad, over de positie van de wethouder.
En niet te vergeten: over de werkdruk van raadsleden. Want daar is de laatste tijd heel wat over te doen!
En dan moeten het er ook nog minder worden! Ik zal daar later nog wat over zeggen.
Hoe staat het ervoor met de dualisering?
Bij BZK doen we er echt alles aan om in het najaar daarover een eerlijke balans te kunnen opmaken. En hoe pakken we het aan? Wat is dan: De Staat van de Dualisering ?
Tussen eind april en eind juni laten we door B&A een enquête- en literatuuronderzoek bij gemeenten uitvoeren.
Op 12 en 16 juni jl. heb ik rondetafelgesprekken gevoerd met de bestuurdersverenigingen van de politieke partijen en met vertegenwoordigers van de raadsleden, de burgemeesters, de wethouders, de gemeentesecretarissen en de griffiers.
We hebben net de drie overhedendagen in Utrecht, Eindhoven en Zwolle achter de rug.
En ik heb diverse werkbezoeken gebracht aan gemeenten, zoals eerder deze maand nog aan de gemeente Haarlemmermeer.
En vandaag praten we met u.
U kunt straks in diverse deelsessies uw wederwaardigheden bespreken met uw collega’s. Maar dit congres biedt mij ook de gelegenheid voor een eerste tussenstand.
Want enkele belangrijke vragen dringen zich natuurlijk op:
Hoe gaat het met onze raadsleden. Hoe zit het met de werkdruk; hun professionaliteit; de vergoedingen. En hoe gaan we om met de vermindering van het aantal?
En een tweede vraag is: hoe gaat het met onze wethouders; de onzekerheid van hun bestaan en hun professionaliteit ? Ook de vraag ‘duel’ of ‘duet’ blijkt nog steeds actueel, bleek mij tijdens de rondetafelgesprekken.
Deze vragen, die ook gelden voor de statenleden en de gedeputeerden, zijn erg belangrijk tegen de achtergrond van de hoge verwachtingen die ik heb van de gemeenten en de provincies. En de hoge ambities – dat mogen we er bij zeggen - die de gemeenten en de provincies zelf ook hebben.
Denk maar aan het rapport van de commissie Lodders. En denk ook aan het recente bestuursakkoord met de provincies.
En zie het bestuursakkoord met de gemeenten en het recente rapport van de Interbestuurlijke Taakgroep Gemeenten; de commissie d’Hondt.
Versterking van de lokale autonomie èn een grotere beleidsvrijheid van de decentrale overheden. Daar doen we het voor.
Wat komt daar dan bij kijken? Het gaat dan natuurlijk om bestuurskracht, decentralisatie, oplossing van maatschappelijke vraagstukken in de veiligheid en de zorg, deregulering en vermindering van administratieve lasten. Dat alles voor de inwoners in uw gemeenschap.
Bij BZK zijn we bezig met een programma dat Krachtig Bestuur heet. Een programma dat we samen met de decentrale overheden willen ontwikkelen om diezelfde decentrale overheden van dienst te zijn, onder andere door het verzamelen en verspreiden van goede voorbeelden op diverse terreinen. Een programma waarmee we ook nauw willen aansluiten op de eigen initiatieven in uw kring zoals het KING-initiatief van de VNG (Kwaliteitsinstituut Nederlandse Gemeenten).
Dames en heren, dualisering gaat over raadsleden.
Als die hun werk doen en ook in staat gesteld worden om dat te doen dan is dualisering een reële optie.
Maar hoe gaat het met onze raadsleden?
Niet best zou je zeggen als je publicaties leest: hoge werkdruk, flink verloop, lage vergoeding.
En dan zeggen ze ook nog dat het er nog wel 10% minder kunnen worden!
Eerst even over die 10%.
Dat verhaal is begonnen onder het vorige kabinet en heette toen: dualiseringscorrectie. Het was bedoeld om het toegenomen aantal decentrale politici door de ontvlechting van het raadslidmaatschap en het wethouderschap te compenseren.
In het Coalitieakkoord van februari 2007 staat de afspraak dat deze vermindering niet door gaat. Maar nu hangt deze kwestie toch weer boven de markt, nu in de vorm van een bezuinigingstaakstelling van 90 mln. op bestuurskosten.
Het – op zich heuglijke - feit dat deze taakstelling inmiddels is verlaagd tot 40 mln., ik heb mij daar erg voor ingespannen, heeft de discussie niet beëindigd.
Ik denk overigens niet dat 10 % minder raadsleden tot grote problemen zal leiden in het functioneren van het lokaal bestuur. Ik denk veeleer dat het gevaar schuilt in een soort psychologisch effect. Zo in de trant van “Ach die raadsleden; daar kunnen we er wel een paar van missen!”
Dat wil ik absoluut niet.
Vandaar ook mijn uitnodiging namens het kabinet aan de VNG om alternatieve bezuinigingsmogelijkheden te onderzoeken.
Het lijkt erop dat de Tweede Kamer hierop niet wil wachten. Het betreffende wetsvoorstel staat geagendeerd voor morgenmiddag op de plenaire agenda, inclusief een amendement van de oppositie over de vermindering met 10%. We zullen zien.
Dan over de werkdruk van de raadsleden.
De insteek van de commissie Aarts is een goede: “Van werklast naar werklust. Aanbevelingen om het werk van lokale politici (nog) leuker te maken”.
Dat spreekt me aan!
Het is waar: veel raadsleden vinden de werkdruk te groot.
En maar weinig raadsleden krijgen de ruimte van hun werkgever om het raadswerk te combineren met hun baan.
Ze worden bovendien overspoeld met informatie. Dat blijkt uit de diverse rapporten van de laatste tijd; onder meer ook uit de hoek van CDA, PvdA en ChristenUnie.
Maar net als de commissie Aarts zie ik perspectieven: betere vergadermethoden, betere fractieondersteuning, meer aandacht voor professionalisering.
Concreet wil ik wat de professionalisering betreft werk gaan maken van een betere afstemming van de bestaande mogelijkheden voor scholing en training via de Wet subsidiëring politieke partijen, het Actieprogramma Lokaal Bestuur en de eigen inspanningen van de gemeenten. Deze drie bestaande actielijnen kunnen elkaar versterken, ook met inachtneming van de eigen verantwoordelijkheid van de gemeenten enerzijds en de specifieke rol van de politieke partijen in ons staatsbestel anderzijds.
Onze democratie verdient capabele en gemotiveerde volksvertegenwoordigers.
Moeten we naar een hogere vergoeding voor raadsleden?
Van een algemene hogere vergoeding verwacht ik eerlijk gezegd niet veel, al kan ik me wel iets voorstellen bij een hogere vergoeding voor fractievoorzitters, gelet op hun “HRM-rol” in de fractie en hun betrokkenheid bij zaken als coalitie- en presidiumoverleg, algemene beschouwingen.
Maar voor mij staat nadrukkelijk voorop dat het raadslidmaatschap vooral een parttime functie moet blijven. Ik hoor ook wel eens geluiden om er een full-time functie van de te maken. De combinatie met werk of zorg is belangrijk voor de binding met de samenleving. En de afstand tot het dagelijks bestuur is heilzaam en moet in stand blijven. Een raadslid moet geen onderdeel worden van het systeem, maar onafhankelijk blijven.
Mét de commissie Aarts vind ik dat er geen kaste van lokale beroepspolitici moet ontstaan. Concentratie van het raadslidmaatschap op de hoofdlijnen blijft dus geboden. Dat stelt ook hoge eisen aan een daarbij passend niveau van informatievoorziening door B&W, maar ook de rolopvatting van de raadsleden zelf is van belang.
En dan de wethouders; hoe gaat het met onze wethouders?
Dames en heren, 20 tot 25% van de wethouders treedt af vóór het einde van de ambtstermijn. Dat percentage is sinds de dualisering zeker niet omlaag gegaan. Je kunt het bagatelliseren door te roepen dat het komt door ziekte of door carrièrestappen.
Je kunt ook zeggen dat het een uiting is van gezonde politieke processen. Een krachtige raad maakt het een wethouder niet makkelijk. Maar alleen maar moeilijk maken is weer het andere uiterste!
Ik vind dat percentage aftredens te hoog en ik wil dat het omlaag gaat!
Ik ben blij dat de vereniging van wethouders weer is herrezen, want de beroepsgroep verdient een goede vertegenwoordiging.
Op 21 november vorig jaar was ik bij een congres van de vereniging op bezoek. En op 10 april jl. heb ik met het bestuur gesproken.
Ik heb gezegd - en ik herhaal het hier graag - dat het wethouderschap een vak is en dat de wethouder door de dualisering van het gemeentebestuur minder een politicus, maar meer een stevige bestuurder is geworden.
De introductie van de wethouder van buiten leidt ertoe dat ook de wethouder meer dan voorheen carrière in dit vak kan maken. Dat is goed voor de professionalisering van het ambt en dus goed voor de gemeente. Gemeenten hebben belang bij continuïteit.
Ik vind het cruciaal dat wethouders de competenties verder ontwikkelen die nodig zijn om als bestuurder resultaat te boeken en in de dagelijkse praktijk bestuurlijke drukte te verminderen.
Samen met de wethouders en hun koepelorganisatie wil ik daarom werken aan een gemeenschappelijke professionaliseringsagenda, inclusief een gericht beleid om de kansen van ex-wethouders op de arbeidsmarkt te vergroten.
Ik zal daarbij de aanbevelingen van de commissie Aarts betrekken.
Dames en heren. Dat waren een paar kanttekeningen en opmerkingen die ik graag kwijt wilde. Er is natuurlijk veel meer te zeggen.
Maar we willen vooral van u weten wat u vindt en daarom hoop ik dat u als de door de wol geverfde meningsvormers, ook uw mening uit zult dragen.
En dan ben ik u daar erkentelijk voor. Een goed congres toegewenst met veel discussie.