Antwoorden op vragen van Ouwehand (PvdD) over centrale coördinatie van de ontwikkeling en toepassing van alternatieven voor dierproeven
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
VGP-K-U-2849055
24 juni 2008
Antwoorden van minister Klink op kamervragen van het Kamerlid Ouwehand over centrale coördinatie van de ontwikkeling en toepassing van alternatieven voor dierproeven(2070819120).
Vraag 1
Bent u bekend met het 3V-Research Centre van het Centraal Dierenlaboratorium (CDL) in Nijmegen?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat is uw mening over het 3V-Reseach Centre?
Antwoord 2
Het is niet onze verantwoordelijkheid om de kwaliteit van het 3V-Research Centre te beoordelen. Dit is de verantwoordelijkheid van het Universitair medisch Centrum St Radboud.
Vraag 3
Hoe beoordeelt u het onderzoek naar de inspanningen die onderzoekers binnen het CDL verrichten naar het zoeken naar 3V-alternatieven voor hun dierproeven? 1)
Antwoord 3
Zie vraag 2
Vraag 4
Wat is uw mening over de conclusie van genoemd onderzoek dat dierexperimenteel onderzoekers binnen het CDL weinig tijd besteedden aan het zoeken naar 3V-alternatieven voor hun dierproeven, hoewel ze het belang van dat zoekwerk wel onderkenden? Welke conclusies verbindt u aan deze uitkomst met betrekking tot de inspanningen op het gebied van de 3V’s in het dierexperimenteel onderzoek in Nederland?
Antwoord 4
Zie vraag 2. De in de vraag aangehaalde passage uit het jaarverslag is een citaat uit een onderzoek dat in 2006 is uitgevoerd. Dit onderzoek was voor de Radboud Universiteit Nijmegen aanleiding om eind 2006 over te gaan tot het inrichten van het 3V-Research Centre dat onderzoekers ondersteunt in bovengenoemd zoekproces. Hiermee heeft de universiteit haar verantwoordelijkheid genomen het in het onderzoek gesignaleerde knelpunt op te lossen.
Vraag 5
Deelt u de mening dat de activiteiten van het 3V-Research Centre kunnen bijdragen aan de vervanging, verfijning en vermindering van dierproeven binnen het CDL? Zo ja, op welke wijze gaat u er zorg voor dragen dat deze activiteiten kunnen worden blijven uitgevoerd? Zo neen, kunt u dit toelichten?
Antwoord 5
Wij ondersteunen activiteiten die bijdragen aan de vervanging, verfijning en vermindering van dierproeven via het onderzoeksprogramma “Dierproeven begrensd” van ZonMw. De Programmacommissie van ZonMw maakt een keuze uit de voorgedragen projecten op basis van onder andere doelstelling, relevantie, haalbaarheid en kwaliteit.
Vraag 6
Deelt u de mening dat de activiteiten van het 3V-Research Centre nationaal geïmplementeerd zouden moeten worden in het kader van het streven naar vervanging, verfijning en vermindering van dierproeven in Nederland? Zo ja, op welke wijze en op welke termijn gaat u deze implementatie vormgeven? Zo neen, welke werkwijze wenst u in plaats daarvan te hanteren om te komen tot een daadwerkelijke vermindering, verfijning en vervanging van dierproeven in Nederland?
Antwoord 6
Zie vraag 5.
Vraag 7
Bent u bekend met het National Centre for the Replacement, Refinement and Reduction of Animals in Research (National Centre for the 3R’s) in het Verenigd Koninkrijk? Zo ja, wat is uw oordeel over de bijdrage die dit centrum levert aan de ontwikkeling en toepassing van alternatieven voor dierproeven? Zo neen, bent u bereid kennis te nemen van werkwijze en financiering van het National Centre for the 3R’s met het oog op het Nederlandse beleid voor alternatieven voor dierproeven?
Antwoord 7
Ja. Het is niet onze verantwoordelijkheid een inhoudelijk oordeel te vellen over een instituut in het buitenland.
Vraag 8
Bent u bereid op korte termijn duidelijkheid te verschaffen over de toekomst van het Nationaal Centrum Alternatieven voor Dierproeven (NCA), in de wetenschap dat de financiering van het NCA vooralsnog aan het einde van dit jaar afloopt en de kabinetsvisie alternatieven voor dierproeven nog altijd niet verschenen is?
Antwoord 8
Ja, dit wordt in de Kabinetsvisie ‘Alternatieven voor Dierproeven' aangegeven. Deze visie is op 6 juni 2008 in de Ministerraad behandeld en naar de Tweede Kamer gezonden.
Vraag 9
Kunt u aangeven of, en zo ja op welke wijze, u de ervaringen en werkwijzen van het Nederlandse 3V-Research Centre en het Britse National Centre for the 3R’s betrekt bij uw visie op de rol van het Nationaal Centrum Alternatieven voor Dierproeven?
Antwoord 9
De werkwijze in Engeland is in beschouwing genomen bij de ontwikkeling van de Kabinetsvisie waar ik in het antwoord op vraag 8 naar verwijs.
Vraag 10
Kunt u aangeven wat de huidige rol is van het Platform Alternatieven voor Dierproeven? Wat is uw visie op de rol van het Platform in relatie tot de activiteiten van het NCA en de Programmacommissie Alternatieven voor Dierproeven van ZonMw?
Antwoord 10
De huidige en toekomstige rol van het Platform Alternatieven voor Dierproeven wordt in de Kabinetsvisie waar ik in het antwoord op vraag 8 naar verwijs aangegeven.
1) Boxel, M. van en B. Savenije, 3V’s zoeken en vinden. Jaarverslag van het 3V-Research Centre over het jaar 2007, p.5. Nijmegen, Universitair Medisch Centrum St Radboud 2008