Antwoorden op kamervragen van Schermers (CDA) over de interpretatie van het begrip apotheek in de nieuwe Geneesmiddelenwet
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
24 juni 2008
Antwoorden van minister Klink op kamervragen van het Kamerlid Schermers over de interpretatie van het begrip apotheek in de nieuwe Geneesmiddelenwet.(2070821870)
Vraag 1.
Bent u bekend met de onduidelijkheid die is ontstaan over de interpretatie van het begrip apotheek in de nieuwe Geneesmiddelenwet?
Antwoord 1.
Ik ben bekend met het persbericht van de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers (NVZA) van 28 mei 2008 en met het artikel in het Pharmaceutisch Weekblad (PW) van 30 mei 2008.
Vraag 2.
Bent u ervan op de hoogte dat elke ziekenhuisapotheeklocatie door de Inspectie wordt gezien als een zelfstandige apotheek, en niet meer als onderdeel van een ziekenhuisapotheek, waardoor elke locatie een eigen administratie moet bijhouden, eigen vergunningen moet aanvragen, etc.? Deelt u de mening dat hierdoor een toename van de bureaucratie en een verlaging van de efficiency dreigt? Zo neen, waarom niet?
Vraag 3.
Deelt u de mening dat de discontinuïteit in de farmaceutische zorg toeneemt als de interpretatie van de Inspectie wordt gevolgd, wat betekent dat de farmaceutische zorg voor een patiënt, bij overplaatsing naar een andere locatie binnen dezelfde instelling, overgaat naar een andere apotheek?
Antwoord 2 en 3.
In de eerste plaats merk ik op dat de definitie van het begrip ‘apotheek’ in de nieuwe Geneesmiddelenwet (artikel 1, eerste lid, onderdeel oo) nagenoeg gelijkluidend is aan de definitie in de per 1 juli 2007 vervallen Wet op de Geneesmiddelenvoorziening (artikel 1, eerste lid, onderdeel k). Voorheen was een eigen apotheek verplicht in elke instelling met meer dan 300 bedden; thans geldt die verplichting niet meer.
Van oudsher wordt het begrip ‘samenhangend geheel van lokalen’ door de Inspectie voor de gezondheidszorg (IGZ) in redelijkheid uitgelegd. De (IGZ) gaat daarbij niet formalistisch te werk.
Ik wijs er voorts op dat de Geneesmiddelenwet geen onderscheid maakt tussen openbare- en ziekenhuisapotheken en dat ook ziekenhuisapotheken extramuraal mogen afleveren. Zowel openbare- als ziekenhuisapotheken kunnen afspraken maken met verpleeghuizen, zelfstandige behandelcentra e.d. over te leveren farmaceutische zorg.
Ziekenhuizen kunnen meerdere locaties hebben waar geneesmiddelen worden verstrekt. Steeds meer ziekenhuizen werken met meerdere zogeheten ‘poliklinische apotheken’ (ook wel ‘politheek’ genoemd) waar de patiënt zijn recept inlevert en met een geneesmiddel vertrekt. Een dergelijke ‘politheek’ is volgens de wet een apotheek. En wanneer twee ziekenhuizen met elk een ziekenhuisapotheek fuseren maakt die enkele (juridische) fusie niet dat er feitelijk ineens sprake is van slechts één apotheek.Bij de parlementaire behandeling van de Geneesmiddelenwet is duidelijk gebleken dat de Tweede Kamer vast wilde houden aan het beginsel dat per apotheek één apotheker dient te worden ingeschreven bij de IGZ (ook wel het “één vent één tent- principe genoemd).
Bij een door de NVZA gewenste, organisatorische benadering van het begrip ‘apotheek’ zouden ook de openbare keten- en formuleapotheken kunnen claimen dat zij beschouwd moeten worden als één (apotheek)organisatie, dan wel als één centraal gestuurde instelling, met als gevolg dat men met minder apothekers kan werken dan er apotheken zijn. Een ander gezichtspunt is dat voor ieder die zich begeeft op het terrein van de openbare farmacie, waaronder dus ook ziekenhuisapotheken, dezelfde spelregels moeten gelden.Indien een ziekenhuis(organisatie) meerdere apotheken omvat is het in beginsel conform de bedoelingen van de wet dat een van de ziekenhuisapothekers bij de IGZ wordt ingeschreven per apotheek. De patiënt heeft daar net zo goed recht op als in het geval van een openbare apotheek. De inschrijving bij de IGZ van meerdere ziekenhuisapothekers heeft geen enkel gevolg voor de bedrijfsvoering (administratie, voorraadbeheer e.d.) binnen een ziekenhuis. Het ziekenhuis kan uiteraard zijn eigen kwaliteitsbeleid blijven voeren.
De NVZA heeft echter nog niet aangegeven of zij bereid is zich op dit punt aan de wet te houden. De NVZA heeft evenmin aannemelijk kunnen maken dat het per apotheek inschrijven van een van de ziekenhuisapothekers bij de IGZ tot problemen of discontinuïteit leidt.Vraag 4.
Bent u van mening dat de kwaliteit van de farmaceutische zorg door de gewraakte interpretatie van de Inspectie toeneemt? Zo neen, bent u dan bereid het begrip (ziekenhuis-)apotheek in de Geneesmiddelenwet nader te omschrijven en te verhelderen?
Antwoord 4.
Het begrip ‘apotheek’ is helder omschreven in de wet. Voor een wijziging bestaat geen enkele noodzaak. Een omvorming van het huidige materële begrip ‘apotheek’ naar een organisatorisch juridische benadering zal discussie losmaken over de reikwijdte van het beginsel dat er per apotheek één verantwoordelijke apotheker is. Uit het artikel in de PW van 30 mei 2008 blijkt dan ook de vertegenwoordigers van de Vereniging Jonge Apothekers (VJA) en de KNMP tegen een dergelijke wetswijziging zijn. Voor een wetswijziging zie ook ik geen enkele reden.