Antwoorden op kamervragen over lintjes in bruikleen
Vragen van het lid Van Raak (SP) over lintjes in bruikleen. (Ingezonden 24 april 2008)
1 . Vraag
Wat is de reden dat burgers, die een lintje hebben gekregen als cadeau en eerbetoon, dit na hun overlijden terug dienen te geven? 1) Waarom geldt dit voor militairen niet?
1. Antwoord
De verplichting tot terugzending van de versierselen aan de Kanselarij der Nederlandse Orden bij overlijden van de gedecoreerde of na bevordering tot een hogere graad in de Orde heeft altijd al bestaan. In het Nationaal Archief zijn hieromtrent documenten uit het archief van de Kanselarij aangetroffen waarin wordt verwezen naar een KB van 23 april 1825, nr. 124 en een wet van 4 april 1892 (Stb. no 55) waarin o.m. deze verplichting tot terugzending van op “Rijkskosten verstrekte ordetekenen” al was vastgelegd. Uit een document van 1931 met het verzoek om de ordetekenen tegen betaling (de nettokosten) van de Kanselarij te kunnen overnemen, zou kunnen worden afgeleid dat financiële argumenten ten grondslag lagen aan deze gang van zaken. Ook het persoonsgebonden karakter van een onderscheiding speelt daarbij een rol. In zijn proefschrift “Kroon op het werk, onderscheiden in het Koninkrijk der Nederlanden” (Meppel 1989) verklaart Kees Bruin het in bruikleen verschaffen van de versierselen uit de calvinistische moraal van de Nederlandse bevolking: als een herinnering aan de tijdelijkheid van dit bestaan en de betrekkelijkheid van alle eerbewijzen.
Het is niet exact te achterhalen, en discussie hierover is in de archieven ook niet aangetroffen, maar dezelfde argumenten zouden ten grondslag kunnen liggen aan de - nu nog vigerende - Koninklijke Besluiten daterend van 4 augustus 1954 waarin is vastgelegd dat de versierselen vanaf 1 januari 1955 in bruikleen zouden worden verstrekt. Deze Koninklijk Besluiten van 4 augustus 1954, no. 6 respectievelijk no. 7 bepalen dat de versierselen van de Orde van de Nederlandse Leeuw respectievelijk de Orde van Oranje-Nassau, evenals de aan de Orde verbonden eremedailles, bij de benoeming onderscheidenlijk verlening, van Rijkswege in bruikleen worden verstrekt. De versierselen behoren na bevordering tot een hogere graad in de Orde, of bij overlijden te worden teruggezonden aan de Kanselarij der Nederlandse Orden te Den Haag.
Deze bepalingen gelden voor alle gedecoreerden in deze twee civiele Orden en zijn tevens van toepassing op militairen die in de Orde van Oranje-Nassau worden gedecoreerd met de zwaarden.
Deze bepalingen gelden niet voor benoemingen in de Militaire Willems-Orde. De wet biedt namelijk de mogelijkheid om een onderscheiding in de Militaire Willems-Orde postuum toe te kennen en dan kan het niet anders dan dat de onderscheiding aan de familieleden of aan de nabestaanden van betrokkene wordt overhandigd.
In het kader van de parlementaire behandeling van de herziening van het decoratiestelsel die in 1996 zijn beslag kreeg, is het onderwerp van de teruggave van de versierselen al eens aan de orde geweest. De toenmalige minister van Binnenlandse Zaken, mevrouw Dales, gaf toen aan voornemens te zijn in overeenstemming met de bestaande praktijk een wijziging van de onderhavige KB’s te bevorderen, in die zin dat het nabestaanden mogelijk zou worden gemaakt om de versierselen te verwerven tegen betaling van de gemaakte kosten. Bij de uitwerking van de wijziging van het KB zou met aspecten als strafbaarheid dat zo’n onderscheiding niet mag worden gedragen wanneer die niet is verleend aan de drager, rekening worden gehouden (Handelingen II Decoratiestelsel 29 september 1993, 5-243).
Thans moet vastgesteld worden dat die bestaande praktijk is gecontinueerd in die zin dat nabestaanden het versiersel tegen een vergoeding langdurig in bruikleen kunnen behouden, maar dat formalisering hiervan niet heeft plaatsgevonden.
2. Vraag
Waarom moeten nabestaanden na het overlijden van de gedecoreerde betalen voor behoud van het eerbetoon? Volgen er strafrechtelijke procedures bij niet betalen?
2. Antwoord
Conform de huidige wettelijke regeling worden de onderscheidingen op naam en uitsluitend aan de gedecoreerde in bruikleen verstrekt. Zij kunnen niet na overlijden overgaan op de erfgenamen van de gedecoreerde. Daarom berust op de erfgenamen van de overleden gedecoreerde de verplichting tot het terugzenden van het betrokken versiersel. Zoals dit bij bruikleen in het burgerlijke recht te doen gebruikelijk is.
Omdat daartoe behoefte bestond, heeft de toenmalige Kanselier in nauw overleg met de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken besloten om erfgenamen de mogelijkheid te bieden om het versiersel in het gezin c.q. de familie langdurig in bruikleen te mogen behouden, zonder dat het eigendom overgaat op de betrokken familie c.q. zonder dat het vervreemd kan worden. Uit financiële overwegingen werd destijds daarbij aangetekend dat het in zulke gevallen volstrekt gerechtvaardigd zou zijn om de tegenwaarde van het betrokken versiersel te vergoeden. Als nabestaanden het betrokken versiersel op een later tijdstip weer inleveren wordt deze vergoeding terugbetaald.
Er zijn geen strafrechtelijke sancties verbonden aan het niet terugsturen resp. niet betalen van de vergoeding.
3. Vraag
Deelt u de mening dat een lintje geen wisseltrofee is?
3. Antwoord
Uiteraard deel ik de mening dat de versierselen behorende bij toegekende Koninklijke onderscheidingen niet als wisseltrofee kunnen worden aangemerkt; óók niet wanneer de gang van zaken na teruggave van de versierselen aan de Kanselarij in ogenschouw wordt genomen. De Kanselarij heeft mij geïnformeerd dat de terugontvangen versierselen op een uiterst zorgvuldige manier worden beoordeeld op een eventuele restauratiemogelijkheid. De versierselen, die als gevolg van de strenge keuring door de Keurmeester van de Kanselarij der Nederlandse Orden ongeschikt worden geacht voor restauratie, worden vernietigd. Alle versierselen die door de keuring komen worden aan de Koninklijke Nederlandse Munt te Utrecht aangeboden voor restauratie. Deze gang van zaken gaat met de grootst mogelijke nauwkeurigheid gepaard, zo is mij verzekerd en van een wisseltrofee is dan ook geen sprake.
4. Vraag
Waarom wijkt Nederland bij het verzoek tot inleveren van lintjes, af van de ons omringende landen?
4. Antwoord
Ook in de Scandinavische landen (Noorwegen, Zweden, Denemarken) en IJsland worden de versierselen van Rijkswege in bruikleen verstrekt.
Ik merk daarbij op dat de wetgever van elk land zelf bepaalt hoe het decoratiestelsel wordt ingericht. Ons stelsel is gebaseerd op de Grondwet en de op basis daarvan tot stand gekomen wetten, met uitvoeringsregelingen zoals het Ordereglement en de hier in het geding zijnde Koninklijke Besluiten waarin is vastgelegd dat de versierselen in bruikleen worden verstrekt en na overlijden van de gedecoreerde teruggezonden moeten worden aan de Kanselarij.
5. Vraag
Wat gebeurt er als nabestaanden niet meer beschikken over de decoratie, bijvoorbeeld als de decoratie samen met de overledene is begraven?
5. Antwoord
De praktijk leert dat dit percentage bijzonder gering is en dat de nabestaanden van de overleden gedecoreerde in de meest voorkomende gevallen dan bereid zijn om de vervangingswaarde van het betrokken versiersel te vergoeden. Is men financieel niet in staat om tot een vergoeding over te kunnen gaan, dan wordt daarvan aantekening gemaakt in het betrokken register en wordt er verder geen actie meer ondernomen. Dit laatste behelst een verwaarloosbaar aantal gevallen. Daarnaast kunnen zich situaties voordoen dat het versiersel zoek is geraakt bij een verhuizing. In dit zeer gering aantal gevallen wordt eveneens een aantekening in het betrokken register geplaatst dat het versiersel onvindbaar is. In het gehele traject van de inneming van versierselen behorende bij Koninklijke onderscheidingen na overlijden wordt, zoals hieruit blijkt, maatwerk toegepast.
6. Vraag
Bent u bereid ervoor te zorgen dat nabestaanden na het overlijden de decoratie zonder extra kosten mogen behouden?
6. Antwoord
Het decoratiestelsel heeft een sterk symbolisch karakter. In de kern draait het om respect voor wat mensen doen voor onze samenleving. Dat vraagt om grote zorgvuldigheid in de voorbereiding, behandeling en beoordeling van voorstellen. Die zorgvuldigheid geldt ook de omgang met de versierselen als tastbaar blijk van de onderscheiding. Dit betekent dat ieder die een versiersel in bezit heeft, erop aangesproken mag worden om daarmee zorgvuldig om te gaan. Het betekent ook dat nabestaanden die uit persoonlijke overwegingen een onderscheidingsteken op die waarde weten te schatten, in de gelegenheid moeten zijn het als herinnering bij zich te houden.
Het huidige systeem biedt daartoe de ruimte. Uitgangspunt is en blijft echter dat een Koninklijke onderscheiding een aan de persoon gebonden Koninklijke waardering is die niet op erfgenamen overgaat. De daarop gebaseerde regelgeving van bruikleen en terugzending van de versierselen na overlijden dient aangehouden te worden. Daarnaast kunnen nabestaanden, desgewenst, en tegen een vergoeding, het versiersel langdurig in bruikleen behouden. Zoals hiervoor weergegeven wordt de huidige praktijk al met grote zorgvuldigheid en op basis van maatwerk uitgevoerd. De Kanselarij heeft aangegeven voldoende pasklare mogelijkheden te hebben om in goed overleg met de betrokken erfgenamen tot een voor iedereen aanvaardbare oplossing te komen. Met de Kanselier der Nederlandse orden onderhoud ik contact om het systeem op evenwichtige wijze uit te kunnen blijven voeren.