Brief aan de Tweede Kamer betreffende uitvoering toezeggingen uit het AO van 16 april jl. betreffende dierenrechtenactivisme
Bijgaand doe ik u, conform mijn toezegging tijdens het algemeen overleg van 16 april jl. naar aanleiding van schriftelijke vragen van de leden Van Haersma Buma en Koopmans over het stopzetten van de ontwikkeling van een bedrijventerrein in Venray na acties van radicale dierenrechtenactivisten, een afschrift van mijn brief aan de burgemeester van Venray toekomen.
Tijdens dit Algemeen Overleg is door het lid Van Haersma Buma geadviseerd om, naast het inzetten van stimuleringsmaatregelen, ook te kijken naar veiligheidsmaatregelen en dit te vervatten in een concreet pakket. Ik heb u toegezegd mijn collega van EZ hierover te zullen benaderen. Ik heb haar hiertoe onlangs voorgesteld, wanneer nieuwe en vergelijkbare innovatieve bedrijven opstarten of wanneer zij vergelijkbare projecten willen entameren of gemeenten dergelijke ontwikkelingen willen propageren en zich melden bij haar of mijn ministerie, gezamenlijk te bezien en te overwegen wat deze bedrijven nodig hebben en hiertoe een checklist te ontwikkelen. Met dit voorstel aan mijn collega van EZ heb ik tevens invulling gegeven aan de motie van het lid Kamp[1], voorgesteld op 22 april 2008, waarbij hij de regering verzoekt concrete initiatieven tot ontwikkeling van bioscienceparken te ondersteunen.
Het lid Ouwehand heeft tijdens het overleg aangegeven dat zij van mening is dat met de aanbevelingen in het rapport “Een noodzakelijk kwaad” [2] en het advies van de AIVD naar aanleiding van dit rapport niets is gedaan. Ik wil u graag hierbij de stand van zaken aangeven. De evaluatie van de Wet op de Dierproeven heeft geresulteerd in het hiervoor genoemde rapport. Dit evaluatierapport heeft geleid tot veel discussie. De bezwaren tegen de aanbevelingen waren veelal van fundamentele aard. Daarom heeft de toenmalige minister van VWS de aanbevelingen destijds niet overgenomen maar heeft hij, samen met de minister van LNV, een proces opgestart dat zou moeten leiden tot beleidsvoornemens die door een groter deel van het maatschappelijk veld gedragen worden. Dit is aangekondigd in de brief van 20 december 2005[3].
Dit proces is medio 2007 afgerond. De resultaten hiervan zijn opgenomen in de brief van de ministers van VWS en LNV van 25 oktober 2007[4]. In het Algemeen Overleg van 28 juni 2007, is het advies van de AIVD n.a.v. het evaluatierapport besproken. In dit overleg heb ik u toegezegd te onderzoeken of, en zo ja hoe, de aanbevelingen uit dit rapport geïmplementeerd kunnen worden. De brief van 25 oktober 2007 geeft ook invulling aan deze toezegging. Voor de beleidsvoornemens naar aanleiding van de aanbevelingen in “Een noodzakelijk kwaad” verwijs ik u graag naar de brief van 25 oktober 2007.
DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES,
Mevrouw dr. G. ter Horst
[1] Tweede Kamer, vergaderjaar 2007-2008, 31 200 VI, nr 133
[2] Noodzakelijk kwaad; Evaluatie Wet op de dierproeven. ZonMw, maart 2005. Reeks evaluatie regelgeving: deel 18, p 8-11.
[3] Tweede Kamer, vergaderjaar 2005-2006, 30 168, nr. 2
[4] Tweede Kamer, Vergaderjaar 2007–2008, 30 168 en 27 428, nr. 3