Bijeenkomst Energierapport 2008
Toespraak minister Van der Hoeven over energie in de toekomst tijdens de bijeenkomst Energierapport 2008: met visie aan het werk, op 18 juni 2008.
Dames en heren,
Sinds wij begonnen met het Energierapport zijn de olieprijzen bijna verdubbeld, heeft het IEA gewaarschuwd voor een wereldwijde energiecrisis en heeft Al Gore zijn "ongemakkelijke waarheden" verkondigd over de klimaatverandering.
Het is duidelijk: we moeten dringend aan de slag met het energievraagstuk. Dat is dan ook de centrale boodschap van het Energierapport dat ik vandaag presenteer. De toenemende schaarste, hoge energieprijzen en het klimaatprobleem vragen om een ingrijpende transitie naar een duurzame, betaalbare en betrouwbare energiehuishouding.
We moeten nu resultaten boeken, maar we moeten ook oog houden voor de lange termijn. 2050 is de stip aan de horizon waar we naar toe werken.
Hoe ziet ons energiesysteem er dan uit?
In 2050 is de CO2-uitstoot gehalveerd. Burgers en bedrijven voorzien vaak in hun eigen energiebehoefte, dankzij technologiëen als micro-WKK, zonnecellen, kleine windturbines en warmtepompen. De energienetten zijn dan zo 'intelligent' dat ze het tweewegverkeer en wisselend energie-aanbod probleemloos kunnen verwerken.
Het aandeel duurzame elektriciteit is in 2050 gestegen tot 40%, vooral door wind op zee, biomassa en kleinschalige decentrale energieopwekking. De overige 60% van de elektriciteit komt van verschillende gassoorten van binnen en buiten de EU, van kolencentrales met CCS tot nieuwe generaties kerncentrales.
In 2050 verbruiken auto's veel minder benzine. Ze rijden op elektriciteit, biobrandstoffen of waterstof.
Gebouwen hoeven nauwelijks nog verwarmd te worden.
De industrie gebruikt veel meer duurzame warmte en veel minder energie door ketensamenwerking.
Dit energierapport zet de route uit naar 2050.
Nederland gaat die weg trouwens niet alleen. Tien dagen geleden spraken de G8-landen in Japan af dat ze meer gaan investeren in energiebesparing en alternatieve brandstoffen. De meeste leden van de G8 overwegen meer kernenergie, en ze willen meer biobrandstof als dat niet concurreert met voedsel. Nederland zit op die lijn.
Zowel in Nederland als wereldwijd zijn we op weg naar een meer duurzame energiehuishouding. Is het niet fantastisch dat de subsidiepot voor zonnepanelen in no time leeg was? Dat kleine windmolens een succes blijken? Dat het tweede windmolenpark op zee zojuist geopend is?
En had u twee jaar geleden durven voorspellen dat General Motors vier fabrieken voor Hummers sluit? Of dat autofabrikanten wedijveren om de eerste elektrische auto naar de showroom te brengen?
De markt begrijpt heel goed dat je met energie geld kunt verdienen.
Dat is een lichtpuntje: hoe duurder de energie, hoe meer geld voor de ontwikkeling van alternatieven. En hoe meer mogelijkheden om daar geld mee te verdienen. [Want ons energieprobleem is ook een geweldige kans voor het Nederlands bedrijfsleven en voor Nederland als olieland, gasrotonde en knooppunt voor biomassa en CO2.
Ik ga u vandaag geen stoomcursus Energierapport geven.
Ik wil me hier beperken tot drie punten, om de vraag te beantwoorden: Wat kan Nederland doen om de energieproblemen op te lossen?
Punt 1: de overheid zorgt voor richting en samenhang in het beleid om met succes de transitie te kunnen maken naar een duurzame, betaalbare en betrouwbare energiehuishouding.
Punt 2: de rolverdeling tussen overheid en marktpartijen moet duidelijk zijn.
Punt 3: we hebben tijd en geld nodig voor die energietransitie.
Welke richting moeten we op met het energievraagstuk in Nederland?
De goede richting bepalen we aan de hand van drie coördinaten: we moeten de brandstofmix diversificeren, de energie-infrastructuur flexibiliseren en de blik verleggen van nationaal naar internationaal.
Diversificatie
Om minder afhankelijk te worden van olie en gas moeten we energie besparen en meer duurzame energie opwekken. Het werkprogramma Schoon en Zuinig wijst hier de weg met 2 procent energiebesparing per jaar en in 2020 30 procent minder CO2-uitstoot en 20 procent duurzame energie. Voor duurzaam legt dit kabinet de nadruk op 'wind op land' en biomassa, daarna gaan we inzetten op 'wind-op-zee'. Nog dit jaar komt er een aanvalsplan warmte.
Diversificeren doe je met innovatie op energiegebied. Er is zo veel dat de weg van het laboratorium naar de markt nog niet heeft gevonden! Van algendiesel tot golfslagenergie.
Diversificeren doen we ten slotte door meer ruimte te maken voor kolen en kernenergie. Maar dan wél kolen met CCS en kernenergie binnen heldere randvoorwaarden.
Flexibilisering
Dat is nodig om alle nieuwe soorten energie in te passen in ons energiesysteem. Laag- en hoogcalorisch gas, groen gas en LNG, ze moeten allemaal kunnen worden ingevoerd in ons gasnet. [Daarvoor zijn aanlandingsstations nodig, conversie-installaties, regelapparatuur en aanpassing van het balanssysteem.
Iets vergelijkbaars geldt voor elektriciteit, van de stabiele stromen uit de klassieke kolen- en gascentrales, de sterk variabele stroom van installaties voor wind- en zonne-energie, tot gelijkstroom van zonnecollectoren die over extreem lange afstanden wordt aangevoerd. Dat moeten allemaal het net op kunnen. Daarvoor verbeteren we het onbalanssysteem en maken we onze netwerken intelligent, onder meer met slimme meters. Daarvoor komt een Taskforce Smart Grids.
Verschuiving van nationaal naar internationaal en lokaal
Nederland is door de liberalisering en marktkoppeling niet langer geïsoleerd op energiegebied. Dat is maar goed ook, want we waren een duurte-eiland en daar willen we vanaf. Daarom verbinden we ons met andere landen via Nordstream, Southstream en Nabucco, en de leidingen naar Noorwegen en het VK. Daarmee kunnen we gas, olie en elektriciteit uit meer bronnen en meer herkomstlanden naar Nederland vervoeren.
Met het Gasplatform willen we de Noordwest Europese gasmarkt verder integreren en Nederland tot gasrotonde van Europa maken.
We zoeken niet alleen fysiek aansluiting bij het buitenland, we werken ook hard aan een verdere integratie en liberalisering van de Europese markten voor gas en elektriciteit.
Binnen de Europese Unie maken we ons ook sterk voor een versteviging van het gezamenlijk extern energiebeleid. Waar nodig en mogelijk sluiten we ook strategische allianties met Europese landen waarmee we energiebelangen delen. Dat is niet in strijd met onze inzet op een gezamenlijk EU-beleid, maar een aanvulling daarop.
Zo bouwen we ook met een aantal belangrijke energieproducerende landen buiten de EU aan stabiele bilaterale relaties. Daarbij proberen we de spanningen tussen producerende en consumerende landen te verminderen door de relaties wederkerig te maken, door te bezien wat wij elkaar te bieden hebben. Wij willen er zo voor zorgen dat onze bedrijven toegang behouden tot energievoorraden die steeds meer in handen zijn van staatsbedrijven. Daar profiteren onze EU-partners via de interne markt ook van.
Tot slot doen we in IEA en WTO-verband ons best om investeringen door commerciële energiebedrijven in de exploitatie van energiebronnen te beschermen. Ook dat is hard nodig in landen waar staatsbedrijven de regels van het spel bepalen.
Zo kom ik op mijn tweede punt: de rolverdeling tussen overheid en markt.
De overheid steunt, stimuleert, ruimt belemmeringen uit de weg en bewaakt een gunstig investeringsklimaat. De overheid stuurt met normen, certificaten en labels. En natuurlijk investeert de overheid ook - zie de SDE. Maar uiteindelijk zijn het bedrijven die de grote investeringsbeslissingen nemen en zo de energiemix bepalen. Zij beslissen of er een kolen- of kerncentrale komt. Zij kiezen voor wind op zee of juist zonnecellen. Zij investeren in grote internationale verbindingen, of juist in lokale energie-opwekking en warmtedistributie.
De gedachte dat de markt in zijn eentje wel zal zorgen voor een duurzame energiehuishouding is achterhaald. Marktwerking is een belangrijk middel, maar werkt niet altijd en overal. Waar nodig zal ik de spelregels verbeteren, zo mogelijk ook in Europees verband.
Meer dan voorheen is ook publiek-privatse samenwerking nodig om onze doelen te realiseren. En investeerders moeten verder kijken dan hun korte termijn-winst lang is.
Belangrijk zijn ook de consumenten. Zij hebben direct belang bij een energieneutrale woning, bij het gebruik van restwarmte van bedrijven in de buurt, of bij zonnecellen op het dak en batterijen in de auto. Het scheelt hen in de kosten en zorgt voor een betrouwbare energievoorziening. Sommige consumenten gaan ook zelf produceren en terugleveren aan het net.
En zo kom ik op mijn derde punt. We hebben tijd en geld nodig om onze energiehuishouding duurzaam in te richten. Maar zowel onze tijd als onze financiële middelen zijn beperkt.
We hebben haast en we zijn ambitieus. Al in 2020 willen we 20% duurzame energie bereiken, maar we zitten pas op 2,8%.
Om onze doelen te halen, zoals 6000 MW windenergie op zee, moeten we echt aanpoten om de procedures te doorlopen, het benodigde draagvlak te creëren en de vergunningen rond te breien.
Dat vergt samenwerking, coördinatie en afstemming. We moeten al in de beginfase met alle partijen om de tafel zitten, zodat we later geen tijdrovende bezwaarprocedures of processen hoeven te voeren. Dat kan best, als de wil er maar is!
We moeten voorkomen dat we wél de goede weg inslaan, maar te laat aankomen.
Hoe doen we dat? In drie stappen.
Stap 1 is een gezamenlijke visie ontwikkelen.
Daarom werken we aan een Ruimtelijk Perspectief voor de Noordzee en een visie op de Noordzee als duurzame energiebron. Daarom hebben we een Taskforce CCS. Daarom komt er een Transitieplatform Slimme Infrastructuren. Steeds moeten alle relevante partijen al in een vroeg stadium een stem krijgen, zodat we een visie kunnen neerzetten die goed afgewogen en breed gedragen is.
Stap 2 is dat we ruimte reserveren voor energie-infrastructuur.
We werken aan de reservering van ruimte voor centrales en hoogspanningslijnen, ruimte voor aardgasleidingen, ruimte voor de transport van CO2. Ook gaan we op de Noordzee ruimte reserveren voor energie.
Stap 3 is coördinatie op Rijksniveau van grote projecten. Door goede coördinatie kunnen we belangen zorgvuldiger afwegen en de procedures verkorten! Dat hebben we al bewezen met de gasboringen in de Waddenzee en de hoogspanningsverbinding Randstad 380 kV. Die successen willen we herhalen bij nieuwe projecten.
Het maatschappelijk draagvlak is cruciaal bij energieprojecten. Vrijwel ieder energieproject roept zorgen en weerstand op. Daarom moeten we niet alleen zorgvuldige procedures volgen, maar ook actief en open communiceren met belanghebbenden. Het Bureau Energieprojecten van SenterNovem speelt daarbij een belangrijke rol.
En dan het geld. Duurzame energie is duur, innovatie kost geld.
Natuurlijk valt met energie geld te verdienen. Maar vaak laat de commerciële winst te lang op zich wachten, terwijl we niet kunnen wachten op de maatschappelijke winst. Die hebben we nu al nodig.
Dit kabinet investeert daarom meer dan 7,5 miljard euro in energie. Geen enkel kabinet heeft dat eerder gedaan.
Waar besteden we dat geld aan?
- ruim 4 miljard gaat naar duurzame energie, via de SDE en andere regelingen;
- 1,2 miljard gaat naar energiebesparing ;
- iets minder dan een miljard gaat naar CO2-reductie;
- 900 miljoen gaat naar energie-innovatie;
- bijna 400 miljoen gaat ten slotte naar voorzieningszekerheid.
Daarnaast kunnen eenmalige investeringen in de verduurzaming van de energiehuishouding in aanmerking komen voor FES-gelden.
Het kabinet stuurt een dezer dagen een Maatschappelijke Innovatieagenda Energie naar de Kamer. Voor de periode tot 2012 stellen we 438 miljoen euro extra beschikbaar voor innovaties die bijdragen aan de transitie naar een duurzame energiehuishouding.
De Innovatieagenda is gekoppeld aan de zeven thema's van de energietransitie, en speelt in op de sterktes van het Nederlandse bedrijfsleven. Daarmee voorkomen we hapsnap innovatiebeleid.
Dit is niet een verhaal waarbij markt en overheid, aanbieder en afnemer, pal tegenover elkaar staan.
Het Energierapport 2008 gaat vooral over samenwerken.
Samenwerken tussen kennisinstellingen en bedrijven.
Samenwerken tussen overheid en industriële sectoren.
Samenwerken ook tussen energiebedrijven en hun afnemers.
We geven de energietransitie vorm in meerjarenafspraken, in convenanten, en in platforms en taskforces voor CCS, de Noordzee en Slimme Netwerken.
Het wordt polderen tegen de klok, samenwerken met de concurrent en je laten sturen door je klant.
U hebt daar vanochtend al een begin mee gemaakt tijdens workshops. Ik ben zeer benieuwd naar uw bevindingen en hoor graag wat u mij wilt meegeven. Maar ik hoop vooral dat we daarna niet zijn uitgepraat. Deze bijeenkomst is de afronding van een mooi proces waaraan bijna iedereen hier aanwezig en nog veel meer mensen hebben meegewerkt. Veel dank daarvoor. Het is ook een nieuwe stap op weg naar een duurzame energiehuishouding.
Kortom: aan het werk!
Dank u wel.