Kabinet: terughoudend met milieuzonering voor personenautos
Gemeenten die van plan zijn om binnen hun grenzen een milieuzone in te stellen voor personenauto's, zouden daar terughoudend mee om moeten gaan. Eerst moet vast staan of de maatregel noodzakelijk en proportioneel is. Gemeenten hebben de juridische bevoegdheid om een milieuzone in te stellen. Het kabinet verwacht echter dat met de andere maatregelen binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit milieuzonering voor personenauto's niet nodig is. De ministerraad heeft op voorstel van minister Cramer van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en minister Eurlings van Verkeer en Waterstaat ingestemd met toezending aan de Tweede Kamer van het kabinetsstandpunt.
Het kabinet heeft hier onderzoek naar laten uitvoeren door Goudappel Coffeng en CE Delft. Uit dat onderzoek blijkt dat een milieuzone voor personenauto's in het algemeen alleen echt grote milieuwinst oplevert als voor auto's van vijf jaar en ouder een stringent toelatingsregime geldt. Weren van de alleroudste auto's, van veertien jaar en ouder, levert nauwelijks milieuwinst op. Het kabinet vraagt zich daarom af of de kosten en gevolgen van een milieuzone in verhouding staan tot de beoogde milieuwinst. Het kabinet wijst erop dat het niet altijd het meest effectieve middel is om de luchtvervuiling aan te pakken. Bovendien kan het de automobilist op kosten jagen vanwege de aanschaf en verzekering van een nieuwere, schonere auto.
Als gemeenten er toch voor kiezen een milieuzone in te stellen voor personenauto's, dan moet gezorgd worden voor onderlinge uniformiteit en een landelijke aanpak van toegangsregimes, net als voor het vrachtverkeer en bestelauto's het geval is. Anders is het voor de automobilist onduidelijk in welke stad hij al dan niet toegang heeft met zijn auto. Verder geeft het kabinet er de voorkeur aan dat de toegangseisen zoveel mogelijk zijn gebaseerd op de daadwerkelijke vervuilende uitstoot en niet op de leeftijd van de auto.