Brief aan Tweede Kamer over stand van zaken bij maximeren en normeren van inkomens publieke en semi-publieke sector
In antwoord op de vraag gesteld door mevrouw Van Gent waarbij zij een brief vraagt aan de minister-president en mij over de stand van zaken bij het maximeren en normeren van de inkomens in de publieke en semi-publieke sector kan ik uw Kamer als volgt berichten.
Op 5 september 2007 heeft de Adviescommissie rechtspositie politieke ambtsdragers (commissie Dijkstal) haar vijfde advies, getiteld “Normeren en Waarderen”, uitgebracht. Dit advies heb ik u toegezonden op 6 september (Kamerstukken II 2006/07, 28 479 nr. 32. De aanleiding van de adviesopdracht was een motie waarin het kabinet werd opgeroepen om voorstellen te doen voor een normering van de salarisniveaus in de semi-publieke sector (motie van de leden Bakker c.s, Kamerstukken II 2005/06, 30 300, nr. 53).
De aanpak die het toenmalige kabinet bij het streven naar een sectorale normering voor ogen stond, omvatte drie fasen, te weten: normering, verankering en handhaving. De commissie heeft zich willen beperken tot de meer principiële vraagstelling. De vraag omtrent de handhaving achtte de commissie een uitvoeringstechnische kwestie die zij aan het kabinet gelaten heeft.
Het vraagstuk van de handhaving van topinkomens in de juridisch nog onafgebakende semi-publieke sector is buitengewoon complex. Het gaat om een groot aantal instellingen waarbij de bevoegdheden van vakministers in hun velden sterk kan verschillen.
Het kabinet zal binnenkort bepalen welke sectoren als semi-publieke sector zullen worden aangemerkt en welk beloningsregime van toepassing zal zijn. Nadat het kabinet een besluit heeft genomen zal de kamer hier uiteraard over worden geïnformeerd.
DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES,
mede namens de MINISTER-PRESIDENT,