Vaststelling bedragen 2008 Wet op het financieel toezicht
Ministeriële regeling
Ons kenmerk: FM 2008-14 M Stcrt. nr. 14
Onderwerp: Regeling van de minister van Financiën tot vaststelling van de bedragen, bedoeld in artikel 3:156, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht, voor het jaar 2008
DE MINISTER VAN FINANCIËN;
Gelet op artikel 3:156, tweede lid, van de Wet op het financieel toezicht;
BESLUIT:
Artikel 1
1. Het bedrag, bedoeld in artikel 3:156, eerste lid, aanhef, van de Wet op het financieel toezicht, wordt voor het jaar 2008 vastgesteld op € 246.043.260.
2. De bedragen, bedoeld in artikel 3:156, eerste lid, onder a en b, van de Wet op het financieel toezicht, worden voor het jaar 2008 vastgesteld op € 123.021.630.
Artikel 2
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De minister van Financiën,
Wouter Bos
Toelichting
In artikel 3:156, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht (Wft) wordt bepaald welke bedragen ten hoogste beschikbaar zijn in het geval dat ten behoeve van een in financieel gevaar verkerende levensverzekeraar gebruik moet worden gemaakt van de in afdeling 3.5.4. van die wet geregelde opvangregeling voor levensverzekeraars. Op grond van artikel 3:156, tweede lid, van de Wft worden die bedragen jaarlijks aangepast aan de procentuele ontwikkeling van de totale vereiste solvabiliteitsmarge van levensverzekeraars waarop De Nederlandsche Bank toezicht houdt. Dit heeft geleid tot vaststelling voor het jaar 2008 van de in artikel 1 van deze regeling genoemde bedragen, waarbij de cijfers waarop de aanpassing is gebaseerd zijn ontleend aan de meest recente financiële verslaglegging van De Nederlandsche Bank.
In artikel 1, eerste lid, wordt het bedrag vastgesteld dat voor toepassing van de opvangregeling maximaal ter beschikking wordt gesteld (artikel 3:156, eerste lid, aanhef, van de Wft). Artikel 2, tweede lid, betreft het bedrag dat per opvangsituatie maximaal ter beschikking kan worden gesteld (artikel 3:156, eerste lid, onderdeel a, van de Wft) en het ter beschikking staande bedrag ten aanzien waarvan bij het in werking stellen van de opvangregeling het aanmerkelijke risico bestaat dat het niet wordt terugbetaald (artikel 3:156, eerste lid, onderdeel b, van de Wft).
De minister van Financiën,
Wouter Bos