Regeling tot wijziging van de Tijdelijke regeling invoering Wft
Regeling tot wijziging van de Tijdelijke regeling invoering Wft
15 augustus 2007
Nr. FM 2007-01901 M, Stcrt. nr. 162
Directie Financiële Markten
De Minister van Financiën,
Gelet op artikel 176, eerste lid, van de Invoerings- en aanpassingswet Wet op het financieel toezicht;
Besluit:
Artikel I
De Tijdelijke regeling invoering Wft wordt als volgt gewijzigd:
A
Na artikel 2 wordt, onder vernummering van de artikelen 2a en 2b tot 2b onderscheidenlijk 2c, een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 2a
Financiële ondernemingen zijn vrijgesteld van het ingevolge de artikelen 4:23, 4:24 en 4:90 van de Wet op het financieel toezicht bepaalde, voor zover zij, indien van toepassing, voldoen aan artikel 32, eerste lid, van de Wet financië le dienstverlening, artikel 24, onderdeel b en 35, onderdeel b, van het Besluit toezicht effectenverkeer 1995 en artikel 28, eerste lid, van de Nadere regeling gedragstoezicht effectenverkeer 2002, zoals die golden tot 1 januari 2007.
B
Na artikel 6 wordt, onder vernummering van de artikelen 6a, 6aa en 6b tot 6b, 6c onderscheidenlijk 6d, een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 6a
Artikel 61 van de Invoerings- en aanpassingswet Wet op het financieel toezicht dient te worden gelezen als bevat het een vierde lid, luidende:
4. Een ontheffing die op grond van artikel 6, derde lid, van de Wet toezicht kredietwezen 1992 is verleend aan een onderneming of instelling als bedoeld in artikel 3 van de Vrijstellingsregeling Wtk 1992 die niet voldeed aan de in dat artikel bedoelde voorschriften berust, voor zover deze ontheffing betrekking heeft op die voorschriften, vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 3:2, derde lid, van laatstgenoemde wet.
Artikel II
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 1 januari 2007.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De minister van Financiën,
Wouter Bos
Toelichting
Door deze wijziging van de Tijdelijke regeling invoering Wft zijn twee tijdelijke voorzieningen getroffen die voor de invoering van de Wet op het financieel toezicht (Wft) en de Invoerings- en aanpassingswet Wet op het financieel toezicht noodzakelijk zijn. Dit betreft in de eerste plaats een voorziening in verband met de implementatie van de "ken-uw-cliënt-regels" (kuc-regels) van de Wft. In de tweede plaats wordt een overgangsvoorziening getroffen voor ontheffingen die voor 2007 zijn afgegeven door De Nederlandsche Bank NV (DNB) op grond van artikel 6, derde lid, van de Wet toezicht kredietwezen 1992 (Wtk 1992). Beide wijzigingen worden hieronder toegelicht.
Artikel I
A
Gedurende de afgelopen periode hebben (organisaties van) marktpartijen meerdere signalen gegeven dat een aantal financiële instellingen momenteel problemen ondervindt met de implementatie van de "ken-uw-cliënt-regels" (kuc-regels) van de Wet op het financieel toezicht (Wft).
Financiële ondernemingen dienen sinds de inwerkingtreding van de Wft op 1 januari jl. te voldoen aan de gewijzigde (kuc-)regels in de Wft. Met het oog op eventuele problemen in de praktijk ten gevolge van de invoering van de nieuwe regels van de Wft heeft het Ministerie van Financiën in het najaar van 2006 (zie de brief van de Directeur Financiële Markten van 25 september 2006, FM 2006-02290U, ook wel de "coulance-brief" genoemd) laten weten dat de financiële toezichthouders, gedurende de eerste vier maanden na de inwerkingtreding van de Wft, in bepaalde gevallen met enige coulance zouden toezien op de toepassing van de gewijzigde kuc-regels door marktpartijen.
Nu de genoemde periode van vier maanden is verstreken, is vanuit de markt gevraagd om meer duidelijkheid over (de handhaving van) de kuc-regels van de Wft, met name ook in de periode tot het moment waarop de richtlijn betreffende markten voor financiële instrumenten (MiFID1) zal zijn geïmplementeerd. In dit verband is vanuit de sector aangegeven dat naar zijn mening de kuc-regels in de Wft niet “MiFID-proof” zijn en dat financiële ondernemingen hierdoor worden geconfronteerd met twee (kostbare) wetswijzigingen met betrekking tot hetzelfde onderwerp in één jaar. Naar mijn mening zijn er op het niveau van de wet echter geen materiële verschillen tussen de kuc-regels in de Wft en MiFID.
De implementatie van de normen ter uitwerking van de MiFID-kuc-regels in het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft (Bgfo) zal evenwel gedetailleerde eisen met zich brengen ter invulling van de algemene regels die op het niveau van wet zijn vastgelegd. Inmiddels is gebleken dat veel financië le ondernemingen bij het maken van een vertaalslag van de op 10 augustus 2006 gepubliceerde Uitvoeringsrichtlijn MiFID2 naar hun bedrijfsprocessen in de voorhanden zijnde tekst onvoldoende steun menen te kunnen vinden, en daarom de betreffende investeringen uitstellen in afwachting van meer duidelijkheid over de inbedding van die richtlijn in het Bgfo.
Naar aanleiding van het bovenstaande wil ik benadrukken dat ik sterk eraan hecht dat kuc-regels onverkort worden nageleefd, mede met het oog op de bescherming van consumenten.
Dit neemt niet weg dat vanwege de omvang van de implementatielasten begrip kan worden opgebracht voor het argument dat er meer duidelijkheid dient te bestaan over de inbedding van de Uitvoeringsrichtlijn MiFID in het Bgfo voordat met investeringen wordt aangevangen. Daarom is door middel van artikel I van de onderhavige regeling een nieuw artikel 2a in de Tijdelijke regeling invoering Wft opgenomen, dat bepaalt dat de kuc-regels van de Wft vooralsnog niet hoeven te worden toegepast door financiële ondernemingen voor zover zij voldoen aan de op hen toepasselijke kuc-regels die waren opgenomen in de voormalige Wet financiële dienstverlening, het Besluit toezicht effectenverkeer 1995 en de Nadere regeling gedragstoezicht effectenverkeer 2002. Vanzelfsprekend zullen zij dit aan de Stichting Autoriteit Financiële Markten (AFM) moeten kunnen aantonen. Naar mijn mening geniet een consument die betrekkingen heeft met een onderneming die de kuc-regels uit deze regelingen toepast niet minder bescherming dan een consument die diensten afneemt bij een onderneming die wel al de kuc-regels van de Wft implementeert. Dit nieuwe artikel 2a zal worden ingetrokken op het tijdstip van inwerkingtreding van de MiFID-kuc-regels (voorzien per 1 november 2007).
B
De tweede wijziging die in de regeling is doorgevoerd, voorziet in overgangsrecht voor ontheffingen die vóór 2007 door DNB waren afgegeven op grond van artikel 6, derde lid, van de Wtk 1992. Dergelijke ontheffingen van het verbod van artikel 6, eerste lid, van de Wtk 1992 om zonder een daartoe door DNB verstrekte vergunning het bedrijf van kredietinstelling uit te oefenen, zijn verleend aan ondernemingen en instellingen als bedoeld in artikel 3 van de Vrijstellingsregeling Wtk 1992 die niet geheel voldeden aan de in die bepaling gestelde voorschriften. Als gevolg daarvan was de vrijstelling niet van toepassing, waardoor de betrokken ondernemingen en instellingen in beginsel vergunningplichtig waren. In gevallen waarin dit niet nodig werd geacht, is door DNB gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een ontheffing van het verbod te verlenen. Artikel 3 van de Vrijstellingsregeling Wtk 1992 is vanaf 1 januari 2007 op het niveau van de wet geregeld, in de vorm van een wettelijke uitzonderingsbepaling, in artikel 3:2 van de Wft, waarbij het derde lid voorziet in de bevoegdheid voor DNB om in individuele gevallen een ontheffing te verl enen van de voorschriften waaronder het artikel van toepassing is. In de Invoerings- en aanpassingswet Wet op het financieel toezicht was abusievelijk geen overgangsrecht opgenomen voor ontheffingen die berustten op artikel 6, derde lid, van de Wtk 1992. Met het nieuwe artikel 6a is alsnog voorzien in overgangsrecht. Deze tijdelijke voorziening zal definitief bij wet worden geregeld en wordt meegenomen in een wetsvoorstel voor de reparatie van de Wft en de Invoerings- en aanpassingswet Wet op het financieel toezicht.
In artikel II is onder andere bepaald dat de onderhavige regeling terugwerkt tot en met 1 januari 2007.
De minister van Financiën,
Wouter Bos
1: richtlijn nr. 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 21 april 2004 betreffende markten voor financi ële instrumenten, tot wijziging van Richtlijn 85/611/EEG en 93/6/EEG van de Raad en Richtlijn 2000/12/EG van het Europese Parlement en de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 93/22/EEG van de Raad (PbEU L 145).
2: richtlijn nr. 2006/73/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 10 augustus 2006 tot uitvoering van Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de door beleggingsondernemingen in acht te nemen organisatorische eisen en voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening en wat betreft de definitie van begrippen voor de toepassing van genoemde richtlijn (PbEU L 241).