Hardere aanpak oorlogsmisdadigers
Nederland dient geen vluchthaven te zijn voor mensen die zich schuldig hebben gemaakt aan met name oorlogsmisdrijven. Daarom krijgen personen tegen wie ernstige verdenkingen bestaan, geen verblijfsvergunning in Nederland.
Hardere aanpak oorlogsmisdadigers
Persbericht | 09-06-2008
Nederland dient geen vluchthaven te zijn voor mensen die zich schuldig hebben gemaakt aan met name oorlogsmisdrijven. Daarom krijgen personen tegen wie ernstige verdenkingen bestaan, geen verblijfsvergunning in Nederland.
Dat schrijven minister Hirsch Ballin en staatssecretaris Albayrak van Justitie, mede namens minister Verhagen van Buitenlandse Zaken, vandaag in een brief aan de Tweede Kamer. De groep vreemdelingen aan wie artikel 1F uit het vluchtelingenverdrag is tegengeworpen (1Fers) en hun gezinsleden blijkt relatief klein. Alleen voor gezinsleden passen zij het beleid aan. Zij menen dat het beleid, zoals zij voornemens zijn voort te zetten en op onderdelen bij te stellen, voldoet aan de eisen van zorgvuldigheid en doelgerichtheid.
Opsporing en vervolging
Het strafrechtelijk optreden tegen verdachten van internationale misdrijven in het kader van artikel 1F zal worden geïntensiveerd. De problemen bij de bewijsvoering worden aangepakt door systematisch na te gaan of asielzoekers en vluchtelingen bereid zijn om in een strafzaak als getuigen op te treden. Ook zal voortaan systematisch worden nagegaan of een verdachte elders berecht zou kunnen worden. Verder zal de capaciteitbehoefte van het Team Internationale Misdrijven worden getoetst en zonodig bijgesteld. Dit laaste gebeurt in het kader van het verbeterplan oorlogsmisdadigers, waarvoor het Openbaar Ministerie binnen enkele weken voorstellen doet.
1Fers
Van de ongeveer 350 in Nederland verblijvende 1Fers, hebben circa 100 nog een aanvraag voor verblijf lopen, waarvan ze de uitkomst in Nederland mogen afwachten. De overige 250 hebben geen rechtmatig verblijf en zullen Nederland moeten verlaten. Circa 40 van hen kunnen op basis van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) niet worden uitgezet, omdat zij gevaar lopen te worden gefolterd of onmenselijk te worden behandeld in hun land van herkomst. 1Fers wordt meteen gewezen op de wettelijke vertrekplicht voor iedere vreemdeling die niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning. De Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) heeft personele capaciteit beschikbaar gesteld ten behoeve van het vertrek van 1Fers (en hun gezinsleden) om de voortgang van het vertrekproces van deze vreemdelingen actief te monitoren. Met de autoriteiten van de betreffende landen zullen gesprekken worden gevoerd, om hun eigen onderdanen terug te nemen dan wel vreemdelingen over te nemen.
Gezinsleden
Van de ongeveer 550 in Nederland verblijvende gezinsleden zijn zo’n 260 in het bezit van een verblijfsvergunning of inmiddels genaturaliseerd. Van de 550 gezinsleden voeren er 80 een verblijfsprocedure die zij in Nederland mogen afwachten. Er zijn 210 gezinsleden niet rechtmatig in Nederland en dus verplicht terug te keren naar hun land van herkomst.
De bewindslieden vinden dat er een oplossing moet worden geboden aan de kinderen en gezinsleden van 1Fers die langdurig ononderbroken in Nederland verblijven. Na een termijn van tenminste 10 jaar ononderbroken verblijf in Nederland, wordt hun bij een eventuele verblijfsprocedure artikel 1F niet meer tegengeworpen. Deze verblijfsprocedure wordt getoetst aan de wet- en regelgeving die op dat moment geldt. Concreet betekent dit dat na tien jaar wordt bedoordeeld of deze gezinsleden in aanmerking kunnen komen voor een verblijfsvergunning. Hun eigen opstelling bij het vertrekproces wordt daarbij in ogenschouw genomen.
Meer informatie
- Brief Tweede Kamer Toepassing artikel 1F van het VluchtelingenverdragBrief / circulaire / beleidsregels | 09-06-2008 | pdf-document, 73 KB
- Notitie betreffende toepassing artikel 1F Vluchtelingenverdrag09-06-2008 | pdf-document, 0.17 MB