Fiscale nieuwsflits 30 maart 2007
Accijns: Achterwege laten van vermelding hoeveelheid op accijnszegel sigaren
• In dit besluit is vastgesteld dat de vermelding van de hoeveelheid op het accijnszegel voor sigaren achterwege kan blijven.
In art. 78, lid 2 WACC en art. 41 Uitv reg accijns is onder andere bepaald dat op het accijnszegel de hoeveelheid van het tabaksproduct wordt vermeld. Voor rooktabak is dat de nettomassa en voor sigaren en sigaretten is dat het aantal stuks. Deze bepaling is in de WACC opgenomen omdat bij sigaretten en rooktabak het bedrag van de accijns mede afhankelijk is van de hoeveelheid tabaksproducten. Bij sigaren is de accijns enkel een percentage van de kleinhandelsprijs. Tot 1992 was er nog wel een relatie met de hoeveelheid.
Momenteel worden de hoeveelheden op de accijnszegels voor sigaren vermeld. Het niet vermelden levert een administratieve lastenverlichting op voor het drukken, de bestelling en de distributie van de zegels. Ook uit het oogpunt van controle is bedoelde vermelding niet noodzakelijk. Om die reden keurt de staatssecretaris goed dat de vermelding van de hoeveelheid op het accijnszegel voor sigaren achterwege kan blijven. Dit vooruitlopend op de wijziging van de WACC en de Uitv reg.
Dit besluit is geplaatst in Staatscourant nr. 62.
Besluit van 16 maart 2007, CPP2007/287M, WACC 78
OB: Juiste breuken toegepast bij belastingberekening over kantineverstrekkingen
• De staatssecretaris licht toe waarom hij afziet van cassatieberoep tegen de hofuitspraak waarin werd beslist dat een voetbalvereniging een juiste breuk toepaste bij de berekening van de belasting over kantineverstrekkingen.
Voetbalvereniging Z, ondernemer in de zin van de Wet OB, exploiteert een kantine. Ter zake van de vanuit die kantine geleverde verstrekkingen past Z ter berekening van de verschuldigde OB over 2000 een tarief toe van 10,5/110,5 en over 2001 t/m 2003 van 11/111 over de ontvangsten. Z heeft in genoemde jaren ingekochte spijzen en dranken om niet verstrekt als consumpties aan bestuursleden en leden van commissies. Tussen partijen is in geschil of Z ter berekening van de verschuldigde OB voor de kantineverstrekkingen tegen vergoeding terecht genoemde breuken hanteerde. Verder is in geschil of ter zake van de verstrekkingen aan de bestuursleden tijdens en in verband met vrijgestelde verenigingsactiviteiten de voorbelasting is uitgesloten dan wel of art. 16 OB van toepassing is.
Het hof concludeert dat Z zich ter onderbouwing van haar standpunt dat 'omzet' hier moet worden opgevat als 'ontvangsten exclusief omzetbelasting' terecht beroept op de term 'omzetbelasting' en op enkele beleidsbesluiten (waaronder CPP2001/2157M) en op de aan die besluiten ten grondslag liggende gedachte. Inzake het tweede geschilpunt betreft, wordt de inspecteur in het gelijk gesteld.
De staatssecretaris gaat niet in cassatie en geeft een toelichting, zie onderstaande doorklik.
Toelichting staatssecretaris van 14 maart 2007, nr. DGB 2007-785, n.a.v. uitspraak Hof Den Haag M II van 26 januari 2007, 2006/00248, 01-01-2000 t/m 31-12-2003, OB 1968 11 en 15
SW: Samenloopregeling gold nu voldoende samenhang bestond met verkrijging pand
• De staatssecretaris laat weten waarom hij afziet van cassatieberoep in een zaak waarin het hof de samenloopregeling van toepassing achtte. Dit nu er voldoende samenhang bestond tussen kwijtschelding van de schuld en verkrijging van het pand.
Belanghebbende, A, koopt een pand van zijn vader. De overeenkomst maakt melding van de samenloopregeling en het voornemen van de verkoper om de koopsom gefaseerd kwijt te schelden. In de akte van levering van 26 september 2002 leggen partijen vast dat de koper de koopsom schuldig blijft en wordt de schuld omgezet in een lening. Op dezelfde datum scheldt vader de helft van de hoofdsom kwijt. Het restant wordt op 10 februari 2003 kwijtgescholden. Van beide schenkingen doet de zoon aangifte schenkingsrecht. Hij doet daarbij een beroep op de samenloopregeling van art. 24, lid 5 SW om het schenkingsrecht te doen verminderen met betaalde overdrachtsbelasting. De inspecteur wijst het beroep op de regeling bij de tweede aangifte schenkingsrecht af.
Volgens het hof vindt bedoelde faciliteit ook toepassing als enige tijd verloopt tussen de verkrijging van de onroerende zaak en de kwijtschelding van de koopprijs, mits tussen beide een samenhang bestaat. Er is dan een samenstel van rechtshandelingen dat als één geheel is te beschouwen. Of sprake is samenhang wordt bepaald door de bedoeling van partijen en de feitelijke gang van zaken. Als de bedoeling van partijen van meet af aan is gericht op kwijtschelding van de koopprijs, duidt dit op een onlosmakelijke samenhang tussen de verkoop tegen schuldigerkenning van de koopprijs en de kwijtschelding daarvan. Dit betekent dat samenhang ook kan bestaan als de kwijtschelding niet tegelijkertijd met de verkrijging, maar pas later plaatsvindt.
De staatssecretaris gaat niet in cassatie en geeft een toelichting, zie onderstaande doorklik.
Toelichting staatssecretaris van 15 maart 2007, nr. DGB 2007-786, n.a.v. uitspraak Hof Amsterdam M I van 2 februari 2007, 2006/00112, SW 1956 24