Fiscale nieuwsflits 13 november 2006
IB: Internationaal belastingrecht; HvJ EG C-227/03; vrijwillige premies volksverzekeringen en gecombineerde inkomensheffing
• De minister keurt goed dat voor personen op wie de uitspraak HvJ C-227/2003 van toepassing is de met betrekking tot de periode 1 januari 2001 tot 1 januari 2006 door hen vrijwillig betaalde premies volksverzekeringen voor de bepaling van de gecombineerde inkomensheffing op basis van Hoofdstuk 8 van IB 2001 worden aangemerkt als (verplichte) premies voor art. 10, lid 1 en 2 Wfv.
Het Europese Hof van Justitie heeft op 7 juli 2005 uitspraak gedaan in de zaak Van Pommeren-Bourgondiën, nr. C-227/2003. Deze uitspraak wordt zo uitgelegd dat voor personen op wie de uitspraak van toepassing is, een Nederlandse vrijwillige sociale verzekering beschikbaar dient te zijn tegen dezelfde – althans niet ongunstiger - voorwaarden als de voorwaarden voor de Nederlandse verplichte sociale verzekering. De uitspraak is van toepassing op personen die onder het bereik van art. 39 EG-Verdrag vallen en binnen de EU (EER of Zwitserland) wonen en die na hun vestiging in een andere lidstaat (of EER-land dan wel Zwitserland) nog voor ten minste één Nederlandse sociale verzekeringswet verplicht verzekerd zijn gebleven.
Als gevolg van de uitspraak zijn in de sociale verzekeringssfeer voor de hierboven bedoelde personen de bestaande verschillen tussen de vrijwillige volksverzekeringen en de verplichte volksverzekeringen opgeheven voor de periode 1 januari 2000 – 1 januari 2006 (Stb. 2005, 720). Verder kunnen de desbetreffende personen over die periode alsnog deelnemen aan een vrijwillige AOW en/of Anw-verzekering. Vanaf 1 januari 2006 kunnen in het buitenland wonende personen met een langlopende Nederlandse uitkering voor geen enkele Nederlandse sociale verzekeringswet meer verplicht verzekerd zijn en herleven ook voor personen op wie de uitspraak van toepassing is de verschillen tussen de vrijwillige en verplichte verzekering.
De minister keurt goed dat voor personen op wie de uitspraak van toepassing is de met betrekking tot de periode 1 januari 2001 tot 1 januari 2006 door hen vrijwillig betaalde premies volksverzekeringen voor de bepaling van de gecombineerde inkomensheffing op basis van Hoofdstuk 8 van IB 2001 worden aangemerkt als (verplichte) premies voor art. 10, lid 1 en 2 Wfv.
Het besluit is geplaatst in de Staatscourant nr. 219 en treedt in werking met ingang van de dagtekening van dit besluit. Het is uitsluitend van toepassing op jaren van vrijwillige verzekering in het tijdvak 1 januari 2001 tot en met 31 december 2005; ook de over die jaren onherroepelijk vaststaande aanslagen vallen onder het bereik van dit besluit. Het besluit vervalt op 1 januari 2006.
Besluit van 2 november 2006, CPP2006/1573M, IB 2001 8.9 en 8.9a (Hoofdstuk 8) en Wfv 10
LH/IB: Privé-gebruik auto; accessoireregeling
• De minister keurt goed dat voor bepaalde gevallen met terugwerkende kracht rekening wordt gehouden met de gevolgen van de wijziging in de Wet BPM voor wat betreft accessoires.
De heffingsgrondslag voor de BPM is in het bijzonder wat betreft de accessoires met ingang van 1 juli 2006 gewijzigd. Omwille van eenvoud en eenduidigheid is voorgesteld de wijziging ook te laten gelden voor de bijtelling wegens terbeschikkingstelling van een auto voor privé-gebruik en voor auto's van de zaak. Hiertoe is een Wetsvoorstel ingediend bij de Tweede Kamer, nr. 30 634.
Inhoudingsplichtigen voor de loonheffing en de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw en ondernemers voor de inkomstenbelasting kunnen daarom met terugwerkende kracht tot 1 juli 2006 alvast rekening houden met de gevolgen van de wetswijziging. Dit geldt voor auto's die op of na de datum van 1 juli 2006 worden te naamgesteld.
Het besluit is geplaatst in de Staatscourant nr. 219 en werkt terug tot en met 1 juli 2006. Het besluit vervalt met ingang van 1 januari 2007.
Besluit van 31 oktober 2006, CPP2006/1991M, LB 1964 13bis en IB 2001 3.20