Ernst & Young
Onderwerp van de (e-mail)dialoog is de internationale concurrentiepositie van Nederland en de aantrekkelijkheid van ons land als vestigingsplaats voor buitenlandse ondernemingen. Een belangrijk aspect voor beslissers over een vestigingsplaats is het fiscale klimaat. De belastingwetgeving in Nederland lijkt de afgelopen jaren verscherpt. Er lijkt minder ruimte te zijn voor rulings (transfer pricing of advanced pricing agreements).Welke gedachte/strategie zit achter deze ontwikkelingen ?
Met Ernst & Young in gesprek over fiscaal vestigingsklimaat
Onderwerp van de (e-mail)dialoog is de internationale concurrentiepositie van Nederland en de aantrekkelijkheid van ons land als vestigingsplaats voor buitenlandse ondernemingen. Een belangrijk aspect voor beslissers over een vestigingsplaats is het fiscale klimaat. De belastingwetgeving in Nederland lijkt de afgelopen jaren verscherpt. Er lijkt minder ruimte te zijn voor rulings (transfer pricing of advanced pricing agreements).
Welke gedachte/strategie zit achter deze ontwikkelingen ?
De basis voor deze ontwikkelingen is gelegen in een roerig verleden dat we, althans mijn voorgangers, met de EU Gedragscode Groep achter de rug hebben. In de beginfase van de groep zijn er 10 Nederlandse belastingmaatregelen veroordeeld. Nederland stond vervolgens voor de opgave te balanceren tussen het behoud van onze geloofwaardigheid in EU verband aan de ene kant en het handhaven van een goed fiscaal vestigingsklimaat aan de andere kant.
Kernprobleem was dat zonder fundamenteel vertrouwen van de andere lidstaten in ons land, het onmogelijk is om Nederlandse belangen in EU verband voor het voetlicht te brengen. Daarom zijn schadelijk bevonden kenmerken van belastingmaatregelen aangepast. Daarbij is zeker niet zover gegaan dat we de maatregelen hebben afgeschaft: de deelnemingsvrijstelling bestaat nog steeds.
Er is ook een relatie met de Nederlandse geloofwaardigheid bij het sluiten van bilaterale verdragen. Een internationaal duurzaam houdbare belastingpraktijk heeft een positieve invloed op het Nederlandse verdragennetwerk en fiscale positie. Daarmee is het Nederlandse vestigingsklimaat uiteindelijk ook zeer gebaat.
Dit alles bij elkaar vormt de achtergrond waartegen begin 2001 de APA/ATR praktijk is geïntroduceerd. Hieruit zijn onder staatssecretaris Bos nog in datzelfde jaar een aantal beleidsaanpassingen voortgekomen. Hierbij is de lat bewust hoger gelegd, bijvoorbeeld waar het gaat om substance en onderbouwing.
De internationale discussie is inmiddels enigszins bedaard en nu is het zaak om het rendement van onze investering te benutten en de bestaande praktijk zo goed mogelijk te laten werken. Ik wil er ook niet omheen draaien: daar is best nog ruimte voor verbetering. De doorlooptijden zijn bijvoorbeeld nog te lang. Ik wil dat Nederland in fiscaal opzicht voor activiteiten met substance een concurrerend vestigingsklimaat heeft.
Han Oosters (en met hem veel vakgenoten) heeft zijn bedenkingen bij deze ontwikkeling. Het effect op de positie van Nederland in internationaal perspectief is niet goed: "De internationale concurrentiepositie van Nederland is verslechterd; throughbound-vennootschappen verplaatsen zich naar landen als Spanje en Luxemburg, en in hun kielzog mijden ook steeds meer bedrijven met-schoorsteen ons land. Eén van de oorzaken is de verharding van de wetgeving en regulering in ons land."
De aanjagers van deze discussie leveren kritiek op de APA praktijk rond de doorstromers en op de manier waarop de Belastingdienst het afgeven van Advance Tax Rulings en Advance Pricing Agreements heeft ingericht. Er moeten dingen beter, maar ik wil het ook breder trekken en positieve zaken benoemen. Denk aan de vrijstellingsmethode voor buitenlandse resultaten, de behandeling van informeel kapitaal, de verstrekking van zekerheid vooraf en het ontbreken van bronbelasting op royalty en interest. Verder blijven natuurlijk de deelnemingsvrijstelling en ons bilaterale verdragennetwerk van groot belang. Met alleen maar negativisme schieten we ook niets op.
Onze inspanningen zijn er nu vooral op gericht om de APA/ATR praktijk effectiever te maken. De advieswereld mag daarbij verwachten dat we luisteren naar signalen die bijvoorbeeld worden afgegeven over de doorlooptijden van APA/ATR verzoeken.
Een belastingadviseur heeft sinds kort de mogelijkheid om in een pre-filingmeeting vooroverleg met het APA/ATR-team te voeren over de aan te leveren informatie. Met het case managementplan heeft hij de mogelijkheid om gezamenlijk een stappenplan op te stellen waarin afspraken worden gemaakt voor de verdere afhandeling van het APA-verzoek.
Deze maatregelen moeten binnen een half jaar tot concrete resultaten hebben geleid.
Naast deze ‘hands on’-inspanningen om het proces te verbeteren, gaan we natuurlijk door met het ontwikkelen van beleid dat ook in de praktijk de competitieve toets met andere landen kan doorstaan.
De spin off van buitenlandse ondernemingen in Nederland is doorgaans erg groot. Dat geldt voor vennootschappen-zonder-en-met-schoorsteen. In het eerste geval heeft met name de dienstverlenende sector profijt, in het tweede geval leidt vestiging in Nederland tot regelrechte werkgelegenheid, en bijvoorbeeld tot activiteiten voor de transport- en logistieke sector.
Wat is de rol van de overheid hierin ?
Natuurlijk ben ik mij er van bewust dat de economische spin-off van de vestiging van buitenlandse ondernemingen in ons land groot is. Als staatssecretaris van Economische Zaken heb ik dat dagelijks ondervonden. Tegelijkertijd moeten we ons omwille van diezelfde economie aan internationale afspraken houden. Ons doel daarbij is er voor te zorgen dat er een internationaal duurzaam, houdbaar en transparant systeem ontstaat, dat aantrekkelijk en competitief is. Een land als Nederland kan in de EU niet vals concurreren, maar we hoeven we ook niet Roomser dan de Paus te zijn.
Naast de al genoemde fiscale maatregelen moet ook het uitvoeringsapparaat daaraan een bijdrage leveren. De Belastingdienst onderhoudt sinds jaar en dag een goede relatie met nationale en internationale bedrijven. De professionaliteit, flexibiliteit en samenwerkingsgerichtheid van de dienst heeft permanent mijn aandacht.
Nederland is altijd een aantrekkelijk vestigingsland geweest voor buitenlandse ondernemingen (hoog opgeleide mensen, ict-infrastructuur, weinig arbeidsonrust). Maar die aantrekkelijkheid lijkt af te nemen. Dat ligt niet alleen aan het fiscale klimaat, de sterk gestegen loonkosten spelen ook een rol. Oosters vindt het logisch dat er anti-misbruikwetgeving bestaat: "De advieswereld heeft misbruik gemaakt van afspraken door ermee te wapperen bij andere gevallen dan waarvoor die afspraken gemaakt waren. Maar de huidige regelgeving en uitoefening is dan ineens wel heel strak. Bovendien is Nederland een erg brave volgeling van de Europese Unie. En juist omdat andere landen het wat ruimer nemen met de EU-regels prijst Nederland zich uit de markt. België bijvoorbeeld past de richtlijnen van Brussel soepeler toe, en passeert ons land links en rechts in aantrekkelijkheid. De deelnemingsvrijstelling is bij ons verschraald, in België is het een asset. Ik vraag me dan ook af of de fiscale opbrengsten van een strak regime als het onze opwegen tegen de economische opbrengsten in het veld, die uiteindelijk ook weer tot belastingbetaling leiden. "
Wat vindt u hiervan ?
De deelnemingsvrijstelling is hoeksteen èn visitekaartje van het Nederlandse vestigingsklimaat tegelijk. Dat moeten we ook koesteren. En dat is precies de reden dat er enige tijd geleden een kleine aanpassing is geweest van de anti-misbruikmaatregelen in artikel 13g van de Wet op de vennootschapsbelasting. Hierin is een maatregel opgenomen om misbruik te voorkomen. Het artikel treedt dan ook alléén in werking in situaties waarin er fiscaal iets niet in de haak is. Met deze wijziging hebben we een fiscale sluiproute afgesloten, op het Nederlandse vestigingsklimaat heeft deze maatregel geen invloed. We hebben geïnvesteerd in duurzaamheid en duidelijkheid. Daarvan moeten we nu in de uitvoering de vruchten plukken. En maakt u ons aub met bestaande praktijkvoorbeelden concreet als andere EU-lidstaten richtlijnen soepeler toepassen dan wij.
Los van de al dan niet vanuit Brussel gestuurde wet- en regelgeving, is ook de rol van de Belastingdienst veranderd, vindt Oosters. Maatwerk heeft plaats gemaakt voor gelijkheid: "Er is minder ruimte voor de dialoog. Dat is jammer, want met name grote ondernemingen zijn niet gelijk. Een Akzo Nobel is een compleet andere onderneming dan een Heineken, als organisatie, als marktpartij, als werkgever, en dus ook als belastingplichtige. Daar zou je ook min of meer individueel fiscaal maatwerk voor moeten kunnen opstellen."
Is die soepelheid bij de Belastingdienst teruggeschroefd? En als dat vanwege het risico op misbruik is, zijn er dan ook andere manieren overwogen om dat tegen te gaan?
Het gelijkheidsbeginsel dat de Belastingdienst hanteert is een prima uitgangspunt, maar wat is er op tegen om in individuele gevallen te bekijken of een ruling getroffen kan worden?
De dialoog met de Belastingdienst mag en zal niet verdwijnen en maatwerk wordt nog altijd geleverd.
Sterker nog, voor het voortzetten van de harmonieuze verhoudingen krijgt de belastingadvieswereld de middelen aangereikt. Een belastingadviseur kan namelijk op verschillende momenten een prominente rol spelen bij het beantwoorden van rechtsvragen en het ontwikkelen van nieuw beleid. Dit kan door het helder en beknopt formuleren van de feiten en omstandigheden die voor de rechtsvraag relevant zijn zodat daarover geen misverstanden kunnen bestaan. Daarnaast worden conceptbesluiten voor commentaar aan de brancheorganisaties voorgelegd en hebben belastingadviseurs periodiek de mogelijkheid om suggesties voor beleidsaanpassingen en –aanvullingen te bespreken. Mijn advies is: maak hier gebruik van! De Nederlandse Orde van Belastingadviseurs heeft in elk geval al laten weten dat te gaan doen.
Verder: rechtsgelijkheid en rechtszekerheid zijn twee belangrijke bouwstenen van het Nederlandse rechtsstelsel. In de fiscaliteit is dit vertaald naar een landelijk geldende, uniforme uitleg van het recht. Niet alleen de Hoge Raad, ook de Nederlandse belastingplichtige eist dit van de Belastingdienst.
Dit komt tot uiting in de eenheid van beleid en uitvoering van de Belastingdienst: in gelijke vallen geldt hetzelfde recht. En a contrario; bij ongelijke gevallen is ruimte voor maatwerk. Dat is precies de taak van de inspecteur, het is zíjn taak om in individuele gevallen de feiten en omstandigheden te beoordelen. De omvang van een belastingplichtige doet dan lang niet altijd terzake. De fiscale feiten en omstandigheden kunnen bij een onderneming met 15 werknemers gelijk zijn aan die bij een onderneming met 1500 werknemers. Het hoeft ook niet uit te maken of er bromfietsen of babyartikelen worden verkocht. Kortom: de wet stelt regels, de inspecteur biedt maatwerk.
Een gevoelig onderwerp: de kennisgroepen. Niet zozeer inhoudelijk als wel vanwege het niet deelnemen door deze groepen aan onderhandelingen. Mede hierdoor lijkt er een polarisatie op te treden in de verhoudingen tussen enerzijds het bedrijfsleven en de adviseurs en anderzijds de Belastingdienst en de kennisgroepen. Oosters: "Ik heb uitstekende contacten met de Belastingdienst. De integriteit en de kwaliteit van de mensen staat absoluut niet ter discussie. Ook de concentratie van kennis is vandaag de dag een must; de materie wordt almaar complexer. Het enige punt dat ik wil maken, is het feit dat onderhandelen nagenoeg niet meer mogelijk is. Daardoor is er een verharding in de verhoudingen opgetreden, en lijkt het alsof zakelijke partijen vaker de 'grenzen verkennen' zoals dat heet."
Zou het niet beter zijn als overheid en zakelijke partijen aansturen op meer harmonie, mede in het licht van de noodzaak een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor buitenlandse partijen te creëren?
Eén ding wil ik vooropstellen: de inspecteur beslist. Hij en niemand anders. Hij mag de kennisgroep noch ervaren als een “over-de-schouder-meekijker”, noch als excuus voor moeilijke boodschappen gebruiken. De rol van de kennisgroepen binnen de Belastingdienst is niet veel anders dan bij de grotere belastingadvieskantoren die de beschikking hebben over vaktechnische bureaus of kenniskringen. De Belastingdienst heeft vanuit dezelfde gedachte de kennisgroepen opgericht om de uniformiteit van belastingmaatregelen te handhaven. Dit speelt zich intern af ‘onder de motorkap’. Deze opzet biedt de belastingadviseur het voordeel van overzichtelijkheid: hij kan zich direct tot de behandelend inspecteur wenden.
Vanuit de praktijk zijn er aanmerkingen gekomen op het functioneren van de kennisgroepen. Inmiddels heb ik elf concrete verbeteringen aangekondigd. Enkele voorbeelden. Het aantal kennisgroepen wordt bijna gehalveerd. Neventaken worden afgestoten zodat ze zich beter kunnen concentreren op kerntaken. Hiermee wordt het hoofddoel, het verkorten van de doorlooptijd, gerealiseerd. Een inspecteur moet voortaan een pre-advies schrijven met zijn eigen mening over de zaak. En de inspecteur gaat zelf zijn pre-advies bij de kennisgroep bespreken. Elke regio moet een eigen helpdesk inrichten voor vragen die al eens zijn beantwoord. Ik verwacht dat de kennisgroepen hierdoor beter gaan functioneren, en u kunt erop rekenen dat ik daar bovenop zit. Uitvoering is zeker zo belangrijk als regelgeving.
De aanstaande uitbreiding van de EU komt de situatie niet ten goede. Het aantal concurrenten van Nederland als vestigingsplaats wordt groter.
Oosters: "Nederland heeft compenserende kwaliteiten, maar bedrijven zijn tegenwoordig in drie weken verplaatst. Als hier een fabriek van 100 miljoen euro staat, maar de top besluit te verhuizen naar oost-Europa, dan is dat in drie weken geregeld. De locatie van Nederland is een belangrijke pré, net als de arbeidsrust en infrastructuur. Maar de fiscale aantrekkelijkheid speelt ook mee, ook in psychologische zin."
Neemt het ministerie maatregelen om bedrijven die denken over vertrek binnen te houden?
Ook de toetredende lidstaten zijn gebonden aan de EU afspraken over schadelijke belastingconcurrentie. Daar komt de Gedragscodegroep overigens nog langs. Uiteraard houden we de ontwikkelingen wel nadrukkelijk in het oog. Hierbij onderscheiden we ons natuurlijk in fiscaal opzicht wel degelijk positief in kwaliteit. Tegelijkertijd vind ik dat in Europa niet alleen over de diverse belastinggrondslagen maar ook over tarieven moet worden gesproken. Overigens spelen bij de keuze van een vestigingsland veel meer aspecten mee: kwaliteit en kosten van de werknemers, het kennisklimaat, samenwerkingsmogelijkheden met andere bedrijven, infrastructuur, veiligheid, kun je er prettig wonen, dat soort zaken.
Nederland is een handelseconomie; in (financiële) dienstverlening is ons land een wereldspeler. Het zoeken naar pragmatische oplossingen is een deel van onze volksaard.
Hoe krijgen we Nederland op de kaart van mensen die beslissen over de vestigingsplaats van hun onderneming?
Het is primair de taak van het Commissariaat voor de Buitenlandse Investeringen in Nederland (CBIN) van het ministerie van Economische Zaken om Nederland op dat punt op de wereldkaart te zetten. De fiscaliteit is één van de punten die een rol spelen. Het ministerie van Financiën denkt hierin voortdurend mee door fiscale knelpunten op te lossen en mogelijkheden aan te grijpen. Ik maak me er wel zorgen over, hoewel we voor wat betreft het aantal nieuwe investeringen relatief binnen de EU niet zakken: het is op dit moment overal minder. We zullen er forser achteraan moeten, de concurrentie wordt groter en verschillen worden kleiner. Maar ik wil niet teveel praten over mijn vorige beleidsterrein.
Oosters: "Ik pleit voor meer soepelheid, voor ruimte om te onderhandelen over fiscale rulings. Verder snap ik dat we moeten voldoen aan de Europese richtlijnen, maar we hoeven niet roomser dan de paus te zijn. Ik denk dat we daarin de dialoog open moeten houden, op zoek naar een gemeenschappelijk belang. Daarin dragen wij ook verantwoordelijkheid."
Wat verwacht het ministerie van een partij als Ernst & Young in deze kwestie?
Uw (internationale) belastingadviespraktijk, en die van uw collega’s, is voor ons een waardevolle inspiratiebron. Door te fungeren als zoeklicht en door na te denken over fiscale maatregelen die in de Nederlandse wet- en regelgeving zouden kunnen passen, kan de belastingadviespraktijk een belangrijke rol op zich nemen. Ook onderbouwde praktijkvoorbeelden en signalen over het vestigingsklimaat worden gewaardeerd. Houd ons scherp!
Belastingadviseurs en overheid zijn beide gebaat bij een zo goed mogelijke positionering van ons fiscale beleid in het buitenland. We moeten niet in een situatie terechtkomen waarin negatieve berichtgeving tot een self-fulfilling prophecy leidt. Dat geldt ook voor Nederlandse belastingadviseurs: kritiek is prima, maar kijk uit dat u uw eigen klanten niet wegjaagt. Daar hebben we een gezamenlijk belang!