Interventie minister Cramer op Milieuraad

Spreekpunten van minister Cramer 5 juni 2008 over het klimaat- en energiepakket tijdens de Milieuraad.

Dank voor al uw inspanningen op klimaatgebied Voorzitter. Het is van groot belang dat de EU zijn eigen klimaat- en energie-ambities voor 2020 snel uitvoert. Woorden omzetten in daden, zoals collega Sigmar Gabriel ook benadrukte.

ETS & inspanningsverdeling

  • Ik ben van mening dat de Commissie een redelijke en verstandige systematiek heeft gekozen om de EU doelstelling over de sectoren en Lidstaten te verdelen. Als basisjaar 2005nemen, onderschrijf ik. Ook deel ik t uitgangspunt van een Europees allocatieplafond en geen 27 afzonderlijke nationale plannen.
  • Het pakket vormt een samenhangend geheel. We moeten ons realiseren dat als we nu gaan sleutelen aan de ene kant van het pakket, dat gevolgen zal hebben voor de andere kant.
  • Ik wil nogmaals benadrukken dat het voor de rest van de wereld volstrekt helder moet zijn dat de EU nog steeds staat voor ophoging van de EU inspanningen van 20% naar 30% Co2 reductie bij een internationaal akkoord. Ik sluit aan bij wat Connie Hedegaard hierover zei.
  • Nederland is voorstander van het zoveel mogelijk veilen van emissierechten, dus voor alle elektriciteitsproductie en de industrie.
  • We moeten daarbij zorgvuldig omgaan met het risico op carbon leakage voor de sectoren die mogelijk onaanvaardbare concurrentienadelen op de wereldmarkt zullen ondervinden.
  • Ik pleit voor snellere duidelijkheid om welke sectoren het gaat. De eerste stap is het bepalen van criteria op basis waarvan deze sectoren worden aangewezen.
  • Na de klimaatconferentie in Kopenhagen in 2009 kan worden bepaaldop welke wijze aan deze sectoren tegemoet gekomen wordt.
  • Die energie-intensieve sectoren waarbij is vastgesteld dat er inderdaad onaanvaardbare concurrentienadelen op de wereldmarkt kunnen optreden moeten we hiervoor compenseren.
  • Het pakket met de instrumenten moet de doelen op klimaatgebied echt haalbaar maken. Daarbij zal het EU kader voor staatssteun optimaal benut moeten worden om een gelijk speelveld te behouden en oneerlijke terugsluissing van emissieopbrengsten naar individuele bedrijven te voorkomen.
  • Nederland is tevreden over de voorgestelde ruimte voor het gebruik van CDM en andere externe emissiekredieten, maar vindt dat de ruimte binnen het ETS zo mogelijk moet worden geharmoniseerd. Ik vind wel dat alle kredieten die volgens de VN regels zijn goedgekeurd moeten kunnen worden gebruikt door de Lidstaten en bedrijven in het EU-ETS.
  • Steun de Commissie met haar voorstel om Lidstaten een verplichte, jaarlijkste reductie op te leggen voor de non-ETS sectoren. Daarbij is enige flexibiliteit wel nodig (2%). Dus een duidelijke reductiepad in de non-ETS moet vastliggen voor iedere Lidstaat.

CCS

  • Nederland is van mening dat er goede vooruitgang is geboekt bij de besprekingen over de richtlijn-CCS.
  • Nederland kan de voorstellen op hoofdlijnen steunen.
  • Enkele aspecten wil ik nog onder de aandacht brengen.
  • Ik ben evenals een aantal andere lidstaten van mening dat een verplicht advies van de Commissie bij het verlenen en wijzigen van vergunningen en bij overdracht van de opslaglocatie naar de bevoegde autoriteit overbodig is vanuit subsidiariteitoverwegingen. Een apart advies van de Commissie leidt niet tot meer veiligheid of zekerheid , enkel tot onnodige vertraging.
  • Verder dring ik erop aan dat de richtlijn in 2015 wordt geevalueerd de onwikkelngen rond CCS zijn immers nog volop gaande. Tegen die tijd moeten we bekijken of de ervaringen die we hebben opgedaan met de demonstratieprojecten aanleiding geven de richtlijn aan te passen. De mogelijkheid om CCS een meer verplichtend karakter te geven hoort daar ook bij.

Biobrandstoffen

Allereerst: dank voor de voortvarende manier waarop dit dossier is opgepakt in de Ad Hoc werkgroep duurzaamheid. Met het oog op de klimaatdoelen en de samenhang met de richtlijn brandstofkwaliteit is het van belang dat we zo snel mogelijk (uiterlijk dit najaar) overeenstemming bereiken over dit voorstel.

  • Nederland vindt dat alle biomassa voor energietoepassingen duurzaam moet zijn en streeft daarbij naar een hoger ambitieniveau. Daarbij gaat het om versnelling en verbreding:
    • Versnelling betekent een hogere ambitie voor de broeikasgasbalans t.o.v. de fossiele referentie en een verdere aanscherping in de toekomst.
    • Verbreding betekent dat ook sociale en (lokale) milieuaspecten opgenomen moeten worden in de richtlijn. Nederland heeft daarvoor eerder tekstvoorstellen ingebracht.
  • Bij de doelstelling van minimaal 10 % biobrandstoffen in 2020 is ons standpunt als volgt. Indien blijkt dat we niet op duurzame wijze aan deze doelstelling kunnen voldoen, dan moet de EU in het uiterste geval de doelstelling heroverwegen. Dat is in lijn met de besluiten uit de Voorjaarsraad 2007, die duurzaamheid expliciet als voorwaarde heeft genoemd. De 10% doelstelling is geen dogma, maar het streven. 10%, maar alleen als dit op duurzamer wijze gebeurt.
  • Tot slot: Ik zie graag dat de Commissie al in 2009 een rapportage uitbrengt over de effecten op de duurzaamheid in brede zin. De Commissie hoeft daarbij niet te wachten op de periodieke rapportages van de lidstaten, maar kan zich baseren op andere bronnen. Essentieel is dat in de periodieke rapportage met name de verdringingsaspecten waaronder voedselconcurrentie aan de orde komen. Bezien moet worden of het mogelijk is zones in beeld te brengen waar de voedselconcurrentie geen probleem is.

Samenwerking met de FAO op dit punt ligt voor de hand.