Transponders verplicht voor ongemotoriseerde luchtvaart
Vanaf 5 juni 2008 is de ongemotoriseerde luchtvaart verplicht om in meer gebieden dan voorheen een transponder te voeren. Tot nu toe geldt deze verplichting vooral voor gemotoriseerd luchtverkeer. Minister Eurlings van Verkeer en Waterstaat en staatssecretaris De Vries van Defensie hebben hiertoe besloten teneinde de luchtvaartveiligheid boven het Nederlandse grondgebied te vergroten.
Transponders zijn bijna overal in Nederland verplicht voor motorvliegtuigen en slechts in een enkel gebied voor ongemotoriseerde luchtvaartuigen. De regeling wordt nu uitgebreid met meer gebieden waar het voeren van een transponder ook verplicht is voor ballonnen, zweef-, zeil- en schermvliegtuigen. Ook wordt een transponder niet alleen verplicht in gebieden waar verkeersvliegtuigen vliegen, maar ook in gebieden waar militaire vliegtuigen vliegen.
De verplichting wordt tussen 2008 en 2010 gefaseerd ingevoerd. Door de minimale hoogte waarop de transponder verplicht wordt elk jaar te verlagen, zal in 2010 in principe in alle vastgestelde gebieden op werkdagen een transponder verplicht zijn boven de 1200 ft. In 2009 zal er een tussentijdse evaluatie plaatsvinden. Deze fasering geeft vliegers de gelegenheid om bij beschikbaarheid van transponders te voldoen aan de nieuwe regeling.
Het doel van een transponder is het vergroten van de veiligheid in het luchtruim. Met transponders worden luchtvaartuigen zichtbaar voor systemen aan boord van verkeers- en jachtvliegtuigen en voor luchtverkeersleiders. De kans op botsingen tussen recreatieve luchtvaart enerzijds en verkeersvliegtuigen of straaljagers anderzijds wordt daardoor kleiner. Het Nederlandse luchtruim is klein en doordat luchthavens dicht bij elkaar liggen is het ook druk bevlogen. Hierdoor is nadruk op de veiligheid vereist.
Een transponderverplichting voor vliegtuigen en helikopters bestaat in Nederland al sinds de jaren '90. In de loop der tijd is deze verplichting uitgebreid naar meer gebieden en meer doelgroepen vliegverkeer. Aanleidingen daarvoor waren mondiale verplichtingen en aanbevelingen van de internationale organisatie voor burgerluchtvaart, ICAO. In Nederland zijn deze maatregelen uitgebreid om luchtvaartincidenten te voorkomen.