Inspectie: opvang stelselmatige daders moet beter

Het ministerie van Justitie moet de opvang van stelselmatige daders verbeteren. Dat blijkt uit het themaonderzoek Inrichtingen voor Stelselmatige Daders, dat vandaag door de Inspectie voor de Sanctietoepassing openbaar is gemaakt. Er zijn nu nog te veel verschillen in opvang tussen de inrichtingen en de doorstroom naar opvangplaatsen bij de justitiële inrichtingen stagneert

De Inspectie voor de Sanctietoepassing (Ist) concludeert dat er landelijk te veel verschillend wordt gewerkt in de Inrichtingen voor Stelselmatige Daders (ISD). Dit heeft ondermeer rechtsongelijkheid als gevolg, omdat bijvoorbeeld de mogelijkheden om aan reintegratietrajecten deel te nemen verschillen. Bovendien blijkt dat niet alle inrichtingen werken conform het verblijfsplan, dat voor elke ISD’er opgesteld moet worden. Soms nemen ISD’er deel aan trainingen die niet in het plan zijn opgenomen, maar vaker komt een inrichting niet toe aan de voorgeschreven gedragsinterventies. Algemeen probleem is bovendien dat veel inrichtingen er niet in slagen om binnen een maand na binnenkomst de ISD’er van een verblijfsplan te voorzien, zoals dat in de Penitentiaire Beginselenwet staat voorgeschreven. Daarbij moet worden bedacht dat de rechterlijke macht bij de oplegging van de maatregel veel meer is uitgegaan van het oude SOV-principe (strafrechtelijke opvang verslaafden) “behandeling, tenzij” dan van de bij de invoering van de ISD-maatregel voorliggende oriëntatie op directe maaatschappijbeveiliging. De aanvankelijke verwachting dat bij de ISD-maatregel meestal sprake zou zijn van sobere detentie, is niet uitgekomen.

Uit het onderzoek blijkt dat veel meer ISD’ers dan verwacht kampen met ernstige psychiatrische problemen, al dan niet in combinatie met een verstandelijke handicap. De juiste opvang van deze categorie stelt bijzondere eisen, ook aan zorginstellingen die de opvang van deze isd’ers in de extramurale fase van de maatregel voor hun rekening moeten nemen. Deze opvang schiet nu nog vaak tekort.

Een bijzonder probleem is de het beperkte programmatische aanbod voor ISD’ers met zeer beperkte verstandelijke vermogens. Volgens de wettelijke regeling zijn de Nederlandse gemeenten verantwoordelijk voor de extramurale opvang van ISD’ers. Het kan daarbij gaan om opname in een GGZ-kliniek, maar ook om begeleide kamerbewoning of zelfstandige huisvesting in combinatie met een afgesproken dagbesteding. De moeizaam verlopende extramurale plaatsing van ISD’ers leidt tot frustratie bij de betrokkenen, constateert de IST.

De wettelijke maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders is eind 2004 van kracht geworden. De maatregel maakt het mogelijk om veelplegers op grond van hun justitiële verleden voor maximaal twee jaar in een daartoe aangewezen ISD-voorziening te plaatsen. De ISD-maatregel beoogt een grotere doelgroep te bereiken dan de maatregel Strafrechtelijke Opvang Verslaafden die in 2001 van kracht was geworden en die uitsluitend

betrekking had op verslaafde veelplegers. De SOV-maatregel is opgegaan in

de ISD-maatregel. Enkele jaren na de invoering van de ISD-maatregel, maakt de IST met het thema-onderzoek de balans op en concludeert dat de ISD verbeterd moet worden. Het onderzoeksrapport kan een bijdrage leveren aan de wens van de minister en staatssecretaris van Justitie en de minister van VWS om een verbeterslag te maken.

De IST doet in haar onderzoeksrapport aanbevelingen aan het ministerie van Justitie, de Dienst Justitiële Inrichtingen, de ISD-inrichtingen en de Reclasseringsorganisaties. De aanbevelingen zijn erop gericht om in het ISD-beleid meer uniformiteit te creëren met voldoende rechtsgelijkheid. Ook moeten de verschillende fases (intramuraal en extramuraal) in het ISD-proces beter op elkaar aansluiten.

Het thema-onderzoek Inrichtingen voor Stelselmatige Daders is woensdag 4 juni ook een van de onderwerpen op de conferentie ‘aan den lijve’ van de Inspectie voor de Sanctietoepassing.

Inspectie Sanctietoepassing

De Inspectie voor de Sanctietoepassing houdt toezicht op de reclasseringsorganisaties en op alle landelijke diensten en inrichtingen die onder de Dienst Justitiële Inrichtingen vallen. De inspectie onderzoekt of de taken van deze verschillende organisaties effectief en met voldoende kwaliteit worden uitgevoerd. Bovendien houdt de inspectie toezicht op de naleving van wet- en regelgeving.

De inspectie is onafhankelijk, maar organisatorisch een onderdeel van het ministerie van Justitie. Bevindingen van de inspectie worden gerapporteerd aan de minister van Justitie.

Het rapport is beschikbaar op de website van de Inspectie voor de Sanctietoepassing.