Aanhouden en bestraffen hooligans niet consequent
Er is nog veel winst te behalen bij het aanhouden en vervolgen van supporters die zich misdragen. In en om het ene stadion wordt meer toegestaan dan in en om het andere stadion. Ook zijn er verschillen in de wijze waarop daders worden aangepakt en zijn er verschillen in de sancties die voetbalvandalen krijgen opgelegd. De meeste daders zijn ‘first offenders’, supporters die voor het eerst een regel overtreden. Tegen deze first offenders wordt meestal alleen langs civielrechtelijke weg opgetreden. Op papier lijkt de bestrijding van voetbalvandalisme in Nederland goed geregeld. In de praktijk wordt echter veelvuldig afgeweken van de vastgestelde uitgangspunten.
Dit zijn de belangrijkste resultaten van een onderzoek naar aanhouding, vervolging en bestraffing van hooligans, dat de voorzitter van het auditteam voetbalvandalisme, Margo Vliegenthart, op woensdag 4 juni in Den Haag heeft aangeboden aan minister Ter Horst (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties).
Aanhouding
Er zijn drie belangrijke oorzaken voor het beperkte aantal aanhoudingen van voetbalvandalen. De afgesproken tolerantiegrenzen worden in het stadion met name door de clubs niet consequent gehandhaafd. Verder is er conform de beleidsafspraken weinig of zelfs geen politie in de stadions. Tenslotte ontbreekt het in bepaalde gevallen aan afdoende bewijsmateriaal. Het auditteam vindt dat de afgesproken tolerantiegrenzen consequent gehandhaafd moeten worden. Door het verbeteren van de veiligheidsorganisatie van de voetbalclubs, een goede samenwerking met en ondersteuning door de politie en een beter gebruik of vernieuwing van camerasystemen kan het aantal aanhoudingen stijgen.
Civielrechtelijke aanpak en strafrechtelijke vervolging
Van de supporters die zijn aangehouden krijgt ongeveer 60% een proces-verbaal of politie-transactie (mini-pv). Sommige clubs, zoals Ajax, MVV en FC Groningen melden supporters die de regels hebben overtreden standaard aan bij het Openbaar Ministerie voor een landelijk civielrechtelijk stadionverbod dat vervolgens door de KNVB wordt opgelegd. Bij andere clubs gebeurt dit niet standaard en worden vaker (lokale) alternatieve straffen opgelegd. Hoewel het beginsel is dat er sprake is van gelijke behandeling tussen thuis en uitsupporters blijkt dat de aanpak van thuissupporters strikter is dan die van bezoekende supporters.
Clubs dienen actief informatie over supporters die zich misdragen in te brengen in het informatiesysteem. Als de informatie over voetbalvandalen tussen clubs, Openbaar Ministerie en KNVB beter wordt uitgewisseld, kan er meer gelijkheid komen in de manier waarop voetbalvandalen worden vervolgd. Deze werkwijze past ook goed in de landelijke en succesvolle persoonsgerichte aanpak van Hooligans in Beeld.
Op twee punten stelt het auditteam aanscherping van de regelgeving voor. In de eerste plaats het strafbaar stellen van voorbereidingshandelingen voor openlijke geweldpleging. Hierdoor komen ook betere opsporingsmiddelen beschikbaar. In de tweede plaats moet de definitie van voetbalgerelateerde misdraging verruimd te worden om daarmee ook bij incidenten op grotere afstand qua tijd en plaats stadionverboden te kunnen opleggen en strafverzwaring te kunnen realiseren.
Bestraffing
Van de supporters die een proces verbaal hebben gekregen krijgt 82% een strafrechtelijke sanctie en driekwart een stadionverbod. Landelijk bestaan er aanzienlijke verschillen in de straffen die voetbalvandalen door rechters krijgen opgelegd. Met uitzondering van Amsterdam wordt er weinig gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een strafrechtelijk stadionverbod met meldingsplicht op te leggen. In Nijmegen en Maastricht biedt de APV de mogelijkheid om automatisch een omgevingsverbod te koppelen aan een stadionverbod. Tot slot zijn er verschillen in de sancties die clubs zelf opleggen aan hun relschoppers.
Het Auditteam voetbalvandalisme is in augustus 2003 ingesteld door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, en heeft tot taak om bij ingrijpende incidenten van voetbalvandalisme in Nederland kortlopend feitenonderzoek te doen en onderzoek te doen naar het voorkómen van incidenten.
Voorzitter is mevrouw A.M. Vliegenthart, oud-staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De andere leden zijn J. Franssen (Commissaris van de Koningin in Zuid-Holland), C.M. Ottevanger (oud-plaatsvervangend korpschef van de regiopolitie Rotterdam-Rijnmond), C.A. Bakker (oud-plaatsvervangend korpschef van de regiopolitie Utrecht), H.P. Wooldrik (oud hoofdofficier van justitie) en G.Beelen (oud-brigade generaal bij de Koninklijke Marechaussee en voormalig auditor bij de KNVB).