Verzoek lid Bosma
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
30 mei 2008
OHW-U-2852000
Bij schrijven van 13 mei 2008, uw kenmerk 208-238, heeft u mij het stenografisch verslag van het ordedebat van 13 mei jl. gestuurd met de vraag u te berichten of ik en mijn collega, de minister van OCW, aan het verzoek van lid Bosma willen voldoen om een aanvullende brief te sturen. Met dit schrijven voldoe ik, mede namens mijn collega van OCW, aan dit verzoek.
Gevraagd is om uitleg over vermeende uitspraken mijnerzijds over wat men op de Pabo moet leren. Ik moet u berichten dat ik hier geen nadere uitleg over kan geven daar ik deze uitspraken niet heb gedaan. Ik ga hier ook niet over, zoals u weet. Mijn collega, staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenhart, is hiervoor verantwoordelijk. Voor de lerarenopleidingen ver-wijst u dan ook naar het beleid dat bewindslieden van onderwijs met betrekking tot de inhoud van het onderwijs voeren, dat kortweg op het volgende neerkomt. In de kerndoelen is wettelijk vastgelegd wat er in het onderwijs in Nederland aan de orde dient te komen. De kerndoelen zijn op globaal en abstract niveau geformuleerd. Eén van de kerndoelen bepaalt dat er onderwijs dient te worden gegeven over onder meer wereldoorlogen en holocaust. De mate waarin en de wijze waarop wordt volledig aan de vrijheid van de onderwijssector - het betreft hier zowel opleidingen als scholen - overgelaten. In de bekwaamheidseisen voor het primair onderwijs staat: ‘hij (de leraar) beheerst de leerinhouden van de vak- en vormingsge-bieden, zoals beschreven in de kerndoelen voor het primair onderwijs’. Daarmee hebben de Pabo’s een ruime mate van vrijheid bij het inrichten van hun onderwijsprogramma, maar de inhoud dient gerelateerd te zijn aan de kerndoelen basisonderwijs. Dit betekent dat de Pabo’s zich voor de inhoud van hun programma geschiedenis moeten richten op de kerndoelen basisonderwijs.
Met betrekking tot vermeende uitspraken mijnerzijds over ‘hoe het zit met de rol van niet- westerse allochtonen bij de bevrijding van Nederland’, moet ik u ook berichten dat ik deze uitspraak niet heb gedaan.
Wat ik wel heb gezegd is: ‘Het NIOD is nu bezig om aan de hand van het eerder werk dat gedaan is, nu specifiek voor docenten van PABO-opleidingen, op dat ene onderdeel van niet-westerse allochtonen, veel meer materiaal te verzamelen. De docenten daar zijn de sleutelfiguren, om dat verhaal op een nieuwe manier door te geven’. Ik heb dus slechts gewezen op het onderzoek dat het NIOD doet naar hoe de Tweede Wereldoorlog zich heeft afgespeeld in andere landen dan in Nederland. Het onderzoek richt zich op de belangrijkste en meest kenmerkende gebeurtenissen en ontwikkelingen tijdens de Tweede Wereldoorlog in acht verschillende landen/gebiedsdelen die vandaag de dag gelden als belangrijke herkomstlanden van (im)migranten in Nederland. Daarmee geeft het boek een overzicht van de wijze waarop de Tweede Wereldoorlog in uiteenlopende gebieden, zowel binnen als buiten Europa, van invloed is geweest. De geboden informatie zal het de lezer mogelijk maken zich een nader beeld te vormen van de overeenkomsten en verschillen in historische ervaring van verschillende landen en regio’s.
Ik heb in de uitzending ook gezegd: ‘Ik weet dat er in de canon twee vensters over de oorlog zijn. Eén is toegespitst op het verhaal van Anne Frank. Want dat is toch - hoe je het ook wendt of keert - een verhaal dat voor iedereen heel bijzonder is. En het andere is toegespitst op de wereldoorlog, met nadruk op ‘wereld’. En daar past de discussie die we nu hebben, denk ik, heel goed in’.
Door de inhoud van het onderzoek wordt de blik op ‘de oorlog’ verruimd tot een perspectief dat meer recht doet aan het wereldwijde karakter van deze historische periode, iets dat ik vanuit mijn verantwoordelijkheid voor de herinnering aan en herdenking van de Tweede Wereldoorlog, van belang acht.
Dit onderzoek kan als basis dienen voor educatief materiaal dat zowel door Pabo’s als in de scholen kan worden gebruikt. De wijze waarop de eventuele vertaling naar het onderwijs zal plaatsvinden, is aan de Pabo’s, de scholen en de makers van de onderwijstoepassingen zelf. Maar nogmaals: óf en op welke wijze het ontwikkelde materiaal wordt gebruikt, is aan de Pabo’s en de scholen zelf. En dit is ook de context waarin aanvullend lesmateriaal over de oorlog in breder verband - gebaseerd op voornoemd onderzoek - aan de orde is geweest.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
mw. dr. J. Bussemaker