Kabinet neemt lessen commissie Dijsselbloem ter harte
De ministerraad heeft op voorstel van de bewindspersonen van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ingestemd met toezending aan de Tweede Kamer van de kabinetsreactie op het eindrapport van de Tijdelijke Commissie Parlementair Onderzoek Onderwijsvernieuwingen (de commissie Dijsselbloem). Deze commissie onderzocht drie grote onderwijsvernieuwingen uit de jaren negentig (invoering vmbo, basisvorming en tweede fase) en kwam tot het oordeel dat deze vernieuwingen in te weinig tijd, met te weinig geld en met onvoldoende steun van het onderwijs zijn ingevoerd.
Het kabinet erkent dat de overheid bij de invoering van onderwijsvernieuwingen fouten heeft gemaakt. Het onderwijs kreeg te weinig tijd voor invoering van onderwijsvernieuwingen en werd overladen met nieuwe ambities en wensen. De overheid combineerde deze goed bedoelde vernieuwingen met bezuinigingen, bemoeide zich met didactiek, had te weinig oog voor de positie van de meest kwetsbare leerlingen en wilde te snel te veel. De overheid heeft daarmee docenten en leerlingen tekort gedaan. Het kabinet staat een nieuwe, meer dienstbare aanpak voor - met een hoofdrol voor de docent en oog voor de verschillen tussen leerlingen - en wil daarmee het vertrouwen in het onderwijs herstellen.
Het kabinet neemt de adviezen van de commissie Dijsselbloem ter harte en geeft meer aandacht aan taal en rekenen, versterkt de positie en beloning van leraren en verscherpt het toezicht op (zeer) zwakke scholen. Daarnaast wordt onder meer gewerkt aan het voorkomen en bestrijden van schooluitval en het versterken van de medezeggenschap voor docenten, ouders en leerlingen.
De bewindslieden van OCW zien geen heil in nieuwe stelselwijzigingen ter verbetering van het onderwijs, maar zij willen met een gerichte, meer dienstbare aanpak scholen in staat stellen het beste uit leerlingen te halen. Scholen kunnen niet alle maatschappelijke problemen oplossen, maar moeten tegelijkertijd wel voldoende toegerust zijn om individuele problemen van leerlingen op te lossen. Daarvoor zijn rondom bijna alle scholen zogenaamde zorgadviesteams in het leven geroepen. Leerlingen verschillen in aanleg en tempo. Zij moeten een verkeerde keuze kunnen herstellen. Daarom worden belemmeringen bij het zogenaamde stapelen van opleidingen in kaart gebracht. Verder moeten de mogelijkheden om van de ene naar de andere opleiding over te stappen beter benut en zo mogelijk uitgebreid worden.
Toekomstige vernieuwingen en aanpassingen in het onderwijs zullen anders in het vat gegoten worden: bij de voorbereiding ervan zal veel meer gekeken worden naar de wetenschappelijke onderbouwing; via experimenten moet duidelijk worden hoe beleid in de praktijk uitpakt; ouders, leraren en leerlingen zullen er nadrukkelijk bij betrokken worden en het kabinet zal expliciet duidelijk maken hoeveel geld er precies is voor een vernieuwing.