Commissie-Kalsbeek: verhoging leeftijdsgrens bij interlandelijke adoptie
De maximumleeftijd waarop buitenlandse kinderen geadopteerd kunnen worden, zou moeten worden verhoogd van zes naar acht jaar. Dit staat in een advies van de Commissie lesbisch ouderschap en interlandelijke adoptie (commissie-Kalsbeek) dat vandaag door commissievoorzitter mevrouw mr. N.A. Kalsbeek aan minister Hirsch Ballin van Justitie is aangeboden.
Reden om de maximumleeftijd te verhogen van zes naar acht jaar is dat het juist voor oudere kinderen moeilijk blijkt om adoptie te realiseren in het land van geboorte. De commissie wil het maximale leeftijdsverschil tussen geadopteerde en adoptieouders handhaven op 40 jaar. Dit zou betekenen dat de maximumleeftijd voor adoptieouders komt te liggen op 48 jaar. Nu is dat 46 jaar. De commissie doet voorts de aanbeveling om een uitzondering op de maximumleeftijd van adoptieouders te maken indien na een eerste adoptie blijkt dat er nog een biologisch broertje of zusje geadopteerd kan worden.
De commissie doet ook een aantal andere aanbevelingen. Deelbemiddeling, waarbij niet de vergunninghouders (adoptiebemiddelingsorganisaties) maar de adoptieouders zelf de adoptie regelen, zou moeten worden afgeschaft. Om de professionaliteit en de efficiëntie van de vergunninghouders te waarborgen, zou voortaan moeten gelden dat zij minimaal 30 adoptiebemiddelingen per jaar realiseren. Ook zouden zij structureel gesubsidieerd moeten worden. Adoptiefouders zelf moeten eveneens gecompenseerd worden voor een deel van de kosten die zij maken met betrekking tot interlandelijke adoptie, aldus de commissie.
Met betrekking tot de wachtlijst voor interlandelijke adoptie stelt de commissie dat het gebruik hiervan nu eenmaal onvermijdelijk is en dat de plaats van de wachtlijst in de adoptieprocedure ongewijzigd kan blijven, d.w.z. voorafgaand aan de verlening van beginseltoestemming. Gelet op de wachtlijst adviseert de commissie om na te gaan in welke mate potentiële adoptieouders geïnteresseerd kunnen worden voor de pleegzorg.
De commissie vindt het wenselijk dat interlandelijke adoptie in Europees verband aan de orde wordt gesteld, zodat de betrokken lidstaten tot een gemeenschappelijke visie komen. Als er sprake is van een gemeenschappelijke visie kan worden bezien of en in welke vorm internationaal toezicht op naleving van het Haags Adoptieverdrag tot stand kan komen. Voorts pleit de commissie voor alertheid ten aanzien van adoptie bij de Nederlandse vertegenwoordigingen (ambassades) in landen van waaruit geadopteerd wordt, zodat misstanden en andere relevante feiten zo vroeg mogelijk gemeld kunnen worden.