Antwoorden op kamervragen over het buiten functie stellen van vier politiechefs bij de Nationale Recherche
Antwoorden op kamervragen van het lid Griffith (VVD) aan de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie over het buiten functie stellen van vier politiechefs bij de Nationale Recherche. (Ingezonden 14 april 2008)
1. Vraag
Heeft u kennisgenomen van het ontslag van vier chefs bij de afdeling Observatie en techniek bij de Nationale Recherche? 1)
1. Antwoord
Ja. Hier is echter geen sprake van ontslag, maar van buitengewoon verlof op basis van artikel 39 van het Besluit algemene rechtspositie politie.
2. Vraag
Kunt u aangeven wat de redenen van deze buitenfunctiestelling zijn? Is het waar dat er sprake is van seksuele intimidatie en machtsmisbruik? Hoe lang is dit al gaande?
2. Antwoord
Sinds mei 2007 is het bij de dienstleiding van de Nationale Recherche bekend dat er meldingen zijn van ongewenste omgangsvormen. In één geval was hierbij sprake van verbale seksuele intimidatie. Dit incident is tussen de betrokkenen uitgesproken en opgelost. Daarnaast waren er berichten dat er op intimiderende manier leiding werd gegeven. Op basis van deze signalen zijn een aantal maatregelen genomen die erop zijn gericht om de cultuur en werkwijze binnen het team te verbeteren. In de daaropvolgende periode bleek dat de maatregelen voor het team onvoldoende waren om tot de gewenste verbeteringen te komen. Daarop is besloten om een grondige analyse in de vorm van een onafhankelijk cultuuronderzoek in te stellen. Het hieruit voortgekomen rapport schetst een beeld van een slechte werksfeer, slechte communicatie, intimiderend gedrag van de leiding en het ontbreken van algemeen gedragen normen en waarden. De dienstleiding heeft daarop geconcludeerd dat met de betrokken leidinggevenden de gewenste verandering niet tot stand kan komen omdat deze te zeer zijn verbonden met de ontstane cultuur.
3. Vraag
Welke regelingen zijn er binnen de Nationale Recherche om van dit soort schendingen melding te maken? Zijn deze wegen bewandeld, en zo ja, wanneer is voor het eerst melding van gemaakt en bij wie? Wat is gedaan met de eerste meldingen en welke maatregelen zijn er genomen om een eind te maken aan deze ernstige gang van zaken?
3. Antwoord
Het KLPD hanteert een reglement ongewenste omgangsvormen. Dit reglement is voor iedere medewerker via het intranet beschikbaar. Een medewerker van het KLPD die geconfronteerd is met ongewenste omgangsvormen of ongewenst gedrag kan zich wenden tot c.q. melding doen bij een vertrouwenspersoon (het KLPD heeft 27 decentrale vertrouwenspersonen en een centrale vertrouwenspersoon) of een klacht indienen bij de klachtencommissie. De klachtencommissie heeft een onafhankelijke externe voorzitter. Er is geen klacht ingediend bij de klachtencommissie. De dienstleiding van de DNR is via de decentrale vertrouwenspersoon op de hoogte gesteld van het ongewenste gedrag. Over het vervolg daarvan heb ik u in het antwoord op vraag 2 geïnformeerd.
4. Vraag
Wat is er gebeurd met de functionarissen die melding hebben gemaakt van deze ernstige schendingen?
4. Antwoord
Het cultuuronderzoek, op basis waarvan de maatregelen zijn genomen, heeft plaatsgevonden binnen het gehele organisatieonderdeel. In dit onderzoek hebben medewerkers anoniem en in vertrouwen hun beeld van de cultuur en werkwijze kunnen weergeven. Alle medewerkers zijn er voorts op gewezen dat zij zich in verbinding kunnen stellen met de vertrouwenspersoon, met het bedrijfsmaatschappelijk werk en met hun interim-leidinggevenden, indien zij op welke manier dan ook hinder ondervinden van de situatie en hun melding. Tevens vinden er momenteel met alle medewerkers gesprekken plaats met de nieuwe aangestelde interim-leidinggevenden. In deze gesprekken is bijzondere aandacht voor begeleiding van de medewerkers.
5. Vraag
Hoe heeft het zover kunnen komen dat er in totaal vier chefs tegelijk buiten functie zijn gesteld? Wat is het verband en de relatie tussen deze functionarissen? Zijn er meer functionarissen zowel als verdachte en als slachtoffer betrokken bij deze ernstige schendingen, zo ja hoeveel, en wat is er met deze functionarissen gebeurd?
5. Antwoord
Zoals ik u in antwoord op vraag 2 heb geïnformeerd is besloten om een uitgebreid cultuuronderzoek uit te laten voeren nadat eerdere maatregelen onvoldoende effect bleken te hebben. De conclusie van het cultuuronderzoek is dat leiderschap binnen het organisatieonderdeel als geheel heeft gefaald en daarom heeft het onderzoek in gelijke mate consequenties voor alle vier de betrokken leidinggevenden binnen het betreffende organisatieonderdeel. Ook ten aanzien van de overige medewerkers is het uitgangspunt dat de situatie – hoewel niet voor eenieder in gelijke mate – van invloed was op de cultuur en werkwijze van het gehele organisatieonderdeel. Daarom wordt, zoals hierboven vermeld, voor iedere medewerker begeleiding aangeboden om zowel collectief als individueel de ongewenste situatie op een goede manier af te sluiten en tot een verbeterde en stabiele werksituatie te komen.
6. Vraag
Wanneer heeft u voor het eerst kennisgenomen van de ernstige schendingen en van de gang van zaken bij de Nationale Recherche? Welke stappen heeft u naar aanleiding daarvan ondernomen?
6. Antwoord
In september 2007 ben ik voor het eerst geïnformeerd over de ongewenste omgangsvormen binnen de dienst Nationale Recherche. Ik heb mij hierbij op de hoogte laten stellen van de maatregelen die reeds waren getroffen in het korps. Ik heb de korpsleiding verzocht om zich persoonlijk bij het betrokken organisatieonderdeel op de hoogte te laten stellen door de medewerkers om op basis daarvan verdere maatregelen te kunnen nemen. Een van de maatregelen was het uitgebreide cultuuronderzoek.
7. Vraag
Welke stappen worden er nu nog in de organisatie ondernomen om de volledige toedracht boven tafel te krijgen?
7. Antwoord
Naar aanleiding van een aantal afzonderlijke berichten is besloten om een onafhankelijk cultuuronderzoek uit te laten voeren om een volledig beeld van de situatie en de toedracht te krijgen. Het rapport, dat inmiddels is opgeleverd, geeft hier thans voldoende zicht op.
8. Vraag
Wat zijn de consequenties geweest voor de aanpak en opsporing van de zaken waarmee de Nationale Recherche is belast? Welk effect van deze buitenfunctiestelling ziet u voor de korte termijn voor het functioneren van de organisatie? Worden de buitenfunctie geplaatste functionarissen vervangen en zo ja binnen welke termijn?
8. Antwoord
Hoewel ongewenste omgangsvormen nooit bevorderlijk zijn voor de prestaties van een organisatieonderdeel is er geen indicatie dat opsporingsonderzoeken van de dienst NR hebben geleden onder de ontstane situatie. Op dit moment worden de leidinggevende posities op interim basis ingevuld. Het is de bedoeling om zo spoedig mogelijk met vaste krachten de stabiliteit van het organisatieonderdeel te herstellen.
9. Vraag
Vindt u dat de Tweede Kamer actief geïnformeerd moet worden over dit soort ernstige schendingen? Waarom heeft u dat niet gedaan?
9. Antwoord
Indien personele aangelegenheden binnen de Nederlandse politie een breder en landelijk maatschappelijk belang raken zal ik u hierover informeren. Ik ben van mening dat dit in deze kwestie niet aan de orde is.
10. Vraag
Bent u bereid het rapport van het extern onderzoekbureau naar de Tweede Kamer te sturen?
10. Antwoord
Het cultuuronderzoek is bedoeld voor de interne verbetering van een dienstonderdeel van het Korps landelijke politiediensten. Met de antwoorden op uw vragen heb ik u reeds geïnformeerd over de conclusies van het onderzoek.