Uitvoering gegroeid, beleid gekrompen
De uitvoerende diensten bij het Rijk zijn in 2007 gegroeid, terwijl de beleidsonderdelen van de ministeries in omvang afnamen. Het aandeel van allochtonen en vrouwen in de rijksdienst is opnieuw gestegen. Deze ontwikkelingen zijn te vinden in het Sociaal Jaarverslag Rijk 2007. Minister Ter Horst heeft dit verslag vandaag aan de Tweede Kamer aangeboden.
De omvang van een aantal uitvoeringsorganisaties is afgelopen jaar gegroeid, grotendeels als gevolg van eerdere beleidskeuzen. Het gaat onder meer om de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst, de Belastingdienst, de Dienst Justitiële Inrichtingen en Rijkswaterstaat. De stijging bij uitvoering is in totaal 3,4 procent.
In 2007 is de omvang van de beleidsonderdelen met 2,2 procent afgenomen. Bij ondersteuning is sprake van een lichte toename (1,9 procent). In een aantal gevallen gaat het om het uitbreiden of vormen van rijksbrede ondersteunende diensten, zoals de Rijksgebouwendienst (VROM) en P-Direkt en Werkmaatschappij (BZK). Door de groei van deze shared services wordt afslanking elders in de rijksdienst gerealiseerd.
Voor alle duidelijkheid: het Sociaal Jaarverslag heeft alleen betrekking op de ministeries. Het Programma Vernieuwing Rijksdienst (september 2007), waarin de afslankingstaakstelling is opgenomen, heeft ook betrekking op de zelfstandige bestuursorganen. Over de voortgang van dat programma wordt binnenkort apart gerapporteerd.
Grotere uitstroom
In 2007 vertrokken 8.739 ambtenaren bij het Rijk, zo’n 1.500 meer dan in 2006. Bijna de helft van de uitstroom komt voor rekening van de leeftijdscategorie van 35 tot 55 jaar. De gemiddelde leeftijd van het rijkspersoneel is gestegen tot 43,2 jaar. In 2006 was dit nog 42,9 jaar. Nadat het aandeel van vijftigplussers in 2004 en 2005 vanwege uitstroombevorderende maatregelen daalde, is hun aandeel bij het Rijk nu gegroeid tot boven de 30 procent.
Diversiteit neemt toe
Het gaat de goede kant op met de diversiteit van de rijksdienst, zo blijkt uit het Sociaal Jaarverslag Rijk 2007. De vertegenwoordiging van allochtonen en vrouwen blijft groeien, mede door een reeks gerichte maatregelen. Het aandeel van allochtonen steeg in een jaar tijd van 9,5 naar 10 procent. Het aandeel van vrouwen ging omhoog van 41,1 naar 41,7 procent. Van de posities bij de Algemene Bestuursdienst wordt 18,2 procent door een vrouw bezet (was 16,7 in 2006). In de topmanagementgroep nam het aandeel van vrouwen toe van 15,9 naar 19,3 procent. Ook de maatregelen voor de re-integratie van medewerkers met een beperking zijn succesvol. Zo konden ruim 500 herbeoordeelde WAO’ers in 2007 weer aan het werk gaan.
Betrouwbaarder beeld van integriteitschendingen
De aandacht voor integriteit binnen rijksorganisaties leidt tot meer transparantie en een grotere alertheid op mogelijke inbreuken. De ministeries zijn in 2007 gestart met de invoering van een rijksbreed registratiesysteem voor (vermoedens) van integriteitschendingen. Door het nieuwe systeem is een betrouwbaarder beeld mogelijk. Er zijn afgelopen jaar 495 schendingen geregistreerd. In 38,6 procent van de gevallen gaat het om vermoedens van misstanden. Verder zijn vooral ongewenste omgangsvormen (18,2 procent), fraude/diefstal (15,2 procent) en het oneigenlijke gebruik van dienstmiddelen (13,3 procent) vermeld. In 310 gevallen rechtvaardigden de feiten een disciplinaire sanctie. Doordat nu voor het eerst een nieuw registratiesysteem wordt gehanteerd, is een vergelijking met vorige jaren niet mogelijk.
Beloning boven ministerssalaris
Jaarlijks wordt in het kader van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (Wopt) gemeld welke medewerkers een beloning ontvangen, die uitstijgt boven het gemiddelde belastbare loon van de ministers. Dit gemiddelde is in 2007 vastgesteld op 169.000 euro. Bij het Rijk zaten vorig jaar 35 medewerkers boven dit toetsbedrag. In 9 gevallen kwam dit door een ontslagvergoeding. Bij de overige 26 medewerkers betreft het regulier inkomen. Van hen behoren er 23 tot de topmanagementgroep. De reden voor de overschrijding van het Wopt-toetsbedrag is vaak een verlengde werkweek van 36 naar 40 uur. Het ministerssalaris is gebaseerd op een werkweek van 36 uur. Al deze 23 leden van de topmanagementgroep blijven, conform het kabinetsbeleid inzake beloningen in de publieke sector, beneden de 130 procent van het huidige ministerssalaris, het maximum dat voor de ambtenarensalarissen wordt gehanteerd.
De grote toename van het aantal TMG-leden boven de Wopt-norm in 2007 wordt veroorzaakt door de daling van het Wopt-normbedrag, dat in 2006 171.000 euro bedroeg. Door de wisseling van het kabinet in februari 2007 is de gemiddelde beloning van ministers in 2007 lager uitgekomen. De verantwoording van de afzonderlijke gevallen vindt plaats in de financiële verantwoording van de ministeries. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zorgt in haar jaarverslag 2007 voor de verantwoording van de leden van de topmanagementgroep.