Verzoek van het lid Van Gent betreffende vaderverlof

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

DJenG/AJG-2851384

20 mei 2008

In het ordedebat van 15 mei jl. heeft het kamerlid Van Gent verzocht om een brief van het kabinet over de uitspraken van de minister voor Jeugd en Gezin betreffende het vaderverlof en de betekenis daarvan voor het initiatiefwetsvoorstel van de leden Halsema en Van Gent voor een wettelijke regeling, waarin wordt voorgesteld om het vaderverlof bij de geboorte van een kind uit te breiden van twee dagen naar twee weken. Hierbij geven wij u de gevraagde informatie.

De minister voor Jeugd en Gezin heeft tijdens de conferentie ‘De kracht van het gezin’ naar aanleiding van de specifieke voorbeelden en recent tot stand gekomen regelingen bij de gemeente Nijmegen en bij Pricewaterhouse Coopers om vaders na de geboorte of adoptie van een kind tien dagen vaderverlof te geven, deze ontwikkelingen toegejuicht en ten voorbeeld gesteld aan anderen. Het kabinet acht het van belang dat vaders in de gelegenheid zijn om na de geboorte enige tijd door te brengen bij het kind. De constatering dat de bovenstaande ontwikkeling bij een aantal bedrijven en gemeenten een welkome ontwikkeling is, impliceert niet automatisch dat het ook een goede ontwikkeling zou zijn om dit via wet aan alle bedrijven en instellingen op te leggen. De minister voor Jeugd en Gezin heeft tijdens deze conferentie dan ook geen inhoudelijk oordeel gegeven over het initiatief- wetsvoorstel van mevrouw Van Gent. Het oordeel van het kabinet zal op het te doen gebruikelijke moment in de behandeling van een initiatiefwetsvoorstel aan de Tweede Kamer kenbaar worden gemaakt.

Over de genoemde thematiek heeft de minister voor Jeugd en Gezin tijdens de genoemde conferentie met diverse gezinsdeskundigen van gedachten gewisseld ter voorbereiding op de gezinsnota die nog voor het eind van dit jaar aan uw Kamer zal worden aangeboden.

De Minister voor Jeugd en Gezin

mr. A. Rouvoet

De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

J.P.H. Donner