Tijd voor gezinsvriendelijke samenleving
Op de Dag van het Gezin heeft de minister voor Jeugd en Gezin, André Rouvoet, een lans gebroken voor een gezinsvriendelijke samenleving. Bij de opening van een conferentie in Lelystad liet de minister weten gecharmeerd te zijn van het beleid in de Bondsrepubliek, waar een ‘Bondgenootschap voor het Gezin’ is gesloten.
Een eerste minister voor Jeugd en Gezin in dit land kan deze dag niet onopgemerkt voorbij laten gaan. Nu dit kabinet nieuwe stappen zet in de richting van een expliciet gezinsbeleid, mag op deze Dag van het Gezin het Nederlandse gezin in de spotlights staan. Ik heb goede verwachtingen dat u daar vandaag aan gaat bijdragen.
Dank dat u op mijn uitnodiging bent ingegaan. Ik ben blij dat ik u als gezinsdeskundigen hier mag ontmoeten. En ik stel er prijs op dat u met mij wilt meedenken over gezinsbeleid.
De gedachten en gesprekken van vandaag wil ik graag betrekken bij de Gezinsnota die ik in de herfst zal presenteren.
Het gaat vandaag om hét gezin. (De dag van hét gezin, de kracht van hét gezin.)
Dat klinkt alsof er een eenduidig beeld van het gezin bestaat. Maar het gezin heeft vele verschijningsvormen.
Honderd jaar geleden werd het gezin bijvoorbeeld een stuk ruimer opgevat. Er hoorden bijvoorbeeld ook grootouders bij, en ook zomaar een nichtje of neefje uit de familie. Honderd jaar geleden was de man het hoofd van het gezin én de kostwinner. De vrouw zorgde voor de kinderen en regelde het huishouden, en als ze arm waren, werkte zij erbij.
Tegenwoordig ziet het gezin er anders uit. Gezinnen zijn een stuk kleiner geworden. Het kostwinnermodel heeft in belangrijke mate plaats gemaakt voor het anderhalfverdienersmodel.
De taken voor zorg en huishouding worden wat meer tussen de partners verdeeld – al is nog niet iedereen tevreden over de precieze verdeling.
Het gezin laat meer diversiteit zien. Steeds meer kinderen in ons land hebben één of twee ouders die afkomstig zijn uit een niet-westers land. In de vier grote steden is de helft van de kinderen van niet-westerse allochtone herkomst.
Maar door alle tijden heen is het gezin als leefvorm overeind gebleven. De meerderheid van de Nederlanders woont nog steeds in een gezin. En het merendeel van die gezinnen bestaat uit een al dan niet gehuwd ouderpaar met hun kinderen, al neemt daarnaast het aantal éénoudergezinnen toe.
Het gezin is de basis voor sociale vorming. De plaats waar kinderen worden opgevoed en waarden en normen leren. In gezonde gezinnen is een sfeer van liefde, respect en saamhorigheid. In gezinnen en families hebben mensen belangeloos dingen voor elkaar over.
Gezinnen leveren een actieve en positieve bijdrage aan de sociale samenhang, bijvoorbeeld in de totstandkoming van sociale netwerken in buurten en wijken. Gezinnen hebben daarmee een belangrijke functie in de samenleving.
Voor de Verenigde Naties is het gezin (the family) de meest ideale plek voor kinderen om op te groeien (the basic unit of society). Het is de natuurlijke, en daarom de béste vorm om de samenleving te structureren.
Dit alles is meer dan een rechtvaardiging van de huidige aandacht voor het gezin. Het onderstreept het belang van een samenhangend jeugd- en gezinsbeleid, waar allerlei sporen samenkomen.
Juist in deze tijd. Want het gezin leeft vaak onder druk. Vanwege sociologische en psychologische en ook vanwege economische factoren.
Iedereen die een gezin heeft of kent met jonge kinderen, weet hoe druk het is, zeker als beide ouders een baan hebben. Het regelen van onderlinge zorg, school, hobby’s, kinderopvang en buitenschoolse opvang is een ingewikkelde puzzel, die vaak hoofdbrekens kost.
In éénoudergezinnen (en in gezinnen met gescheiden ouders) ligt dat allemaal nog weer ingewikkelder, zeker in vakantietijden. En dan heb ik het nog niet over de soms ingewikkelde vragen rond de opvoeding.
Ik heb in het afgelopen jaar op het terrein van jeugd en gezin heel wat bijgeleerd. Ik word vaak verrast door de creativiteit en flexibiliteit waarmee moderne gezinnen hun weg zoeken en voor elkaar inspringen.
Het gezin is zo vitaal als wat. Tegelijkertijd wordt er ook heel veel van gezinnen verwacht. Daarom staat vandaag de vraag centraal hoe wij gezinnen kunnen ondersteunen en hoe we de kracht van gezinnen kunnen versterken. Liever gezegd: hoe kunnen wij de samenleving gezinsvriendelijker maken?
Ik ben erg benieuwd wat u daar vandaag over te zeggen hebt. Met name ook in de drie groepsdebatten, die precies die vragen aan de orde stellen waar we het als samenleving over moeten hebben.
Vragen die ons allemaal aangaan. Het gaat immers over de toekomst. Kinderen zíjn de toekomst.
Het eerste thema dat ik graag met u wil bespreken, is gezinsvorming.
Het krijgen van kinderen is een individuele, vrije keuze. Een keuze waar vrouwen en mannen alleen zelf over gaan, en waar de overheid niets mee te maken heeft. Dat wil ik voorop stellen.
Toch ontslaat dat ons niet van de verantwoordelijkheid om te kijken of de randvoorwaarden voor gezinsvorming in orde zijn. Of mensen ook écht vrij zijn in hun keuzes. En op dat punt maak ik me zorgen, om redenen die u ook allemaal kent.
De eerste is dat veel vrouwen en mannen het krijgen van kinderen uitstellen. De gemiddelde leeftijd waarop vrouwen hun eerste kind krijgen, ligt tegen de dertig. En dat is buitengewoon zorgelijk, stelt de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg.
Vanaf het 30e levensjaar neemt de kans op problemen bij zwangerschappen exponentieel toe. De kans op aangeboren afwijkingen, op medische complicaties en op ongewenste kinderloosheid stijgt.
Mijn tweede punt van zorg is het opmerkelijke verschil tussen het door Nederlandse vrouwen gemiddeld gewenste aantal kinderen en het aantal kinderen dat zij werkelijk krijgen (0,6 volgens Deense socioloog Espingen-Andersen). Ook dat lijkt mij een signaal om op te merken.
Als minister voor Jeugd en Gezin wil ik de vraag aan de orde stellen waarom vrouwen én mannen – want die hebben daarin een belangrijke stem – het krijgen van kinderen uitstellen.
Is dat werkelijk een individuele en vrije keuze? Is de overheid, is de samenleving, ondersteunend genoeg als het gaat om gezinsvorming? Is er genoeg ruimte in loopbanen om kinderen te krijgen en voor hen te zorgen? En weten jonge vrouwen en mannen wel welke risico’s zij lopen als ze eerst carrière willen maken, een huis willen kopen en de wereld willen verkennen, voordat ze een gezin gaan stichten?
Ik denk dat er alle reden is om op dit punt een aantal maatschappelijke taboes te doorbreken. Het gaat mij niet om gezinspolitiek in de betekenis van bevolkingspolitiek, waarbij de overheid mensen aanspoort om kinderen te krijgen. Wie dat suggereert, gaat aan de kern van het probleem voorbij.
Het gaat om de vrije keuze in een vraagstuk dat zich in het privé-domein van mensen afspeelt.
Het tweede thema dat in de groepsdebatten aan de orde komt, is opvoeding en omgeving.
Voor de meeste ouders is de opvoeding een positieve uitdaging. Natuurlijk heeft iedere ouder wel eens problemen en kunnen pubers vreselijk lastig zijn, maar opvoeden gaat de meeste ouders goed af. Nederlandse kinderen zijn over het algemeen heel gelukkig, zo blijkt uit onderzoek. Met 85 procent van de kinderen in ons land gaat het prima; 10 procent van de kinderen loopt echter risico en 5 procent zit daadwerkelijk in de problemen.
We moeten ons maximaal inspannen om die 15 procent kinderen en hun ouders de juiste ondersteuning en professionele hulp te bieden. Het bijhouden van kindgegevens en het met elkaar in contact brengen van betrokken hulpverleners, kunnen daarbij een belangrijke rol spelen. Tegelijkertijd moeten we er ook voor zorgen dat álle ouders zich gesteund voelen bij een van de belangrijkste taken in de samenleving: het opvoeden van kinderen.
Ik leg graag de vraag aan u voor hoe ouders daarin het best ondersteund kunnen worden. Ziet u heil in het voor iedereen beschikbaar stellen van opvoedcursussen en/of relatiecursussen?
Hoe belangrijk is het om daar ook anderen bij betrekken? Want opvoeden is niet alleen een zaak van de ouders, maar ook van grootouders, scholen, sport-, muziek- en buurtverenigingen. Heeft het zin om overal in het land opvoeddebatten te organiseren, naar het voorbeeld van Rotterdam?
Is er zoiets nodig als een Opvoedcanon, waar momenteel in de gemeente Den Haag aan wordt gewerkt? Met afspraken over bijvoorbeeld alcoholgebruik, mobieltjes, internet, netheid en veiligheid?
Is er behoefte aan gemeenschappelijke afspraken, waarop opvoeders elkaar en kinderen op kunnen aanspreken? Ik ben erg benieuwd hoe u daarover denkt.
Dat geldt ook voor het derde thema, waar een deel van u zich straks over buigt: arbeid en zorg.
De combinatie van arbeid en zorg levert jonge ouders in het spitsuur van het leven vaak een hoop stress op.
Die eerste jaren van ’s nachts voeden, rondjes lopen en liedjes zingen na een enge droom over krokodillen onder het bed, gaan voorbij. Maar daarna volgen de scenario’s met kinderopvang, school, vakanties, buitenschoolse opvang en incidentele opvang tijdens ziektes. In combinatie met loopbaanambities is dat een hele hijs.
Naast de zorg voor elkaar in het gezin is het belang dat vrouwen en mannen deelnemen aan de samenleving.
Op de arbeidsmarkt of via maatschappelijke participatie (mantelzorg, vrijwilligerswerk). Daar liggen ook voor de overheid belangen: Om de samenleving sociaal en economisch vitaal te houden, ook op de lange termijn, is het belangrijk dat mensen meedoen en naar vermogen een bijdrage leveren.
Maar ook een minister voor Jeugd en Gezin kan zien dat wij als overheid nog wel eens tegenstrijdige signalen uitzenden, naar jonge gezinnen met kinderen.
In het spitsuur van het leven komt er van alles samen. Opvoeding, carrière en betrokkenheid bij de samenleving. We stimuleren dat beide ouders een baan nemen, goed voor hun kinderen zorgen en tegelijkertijd willen we dat mensen meer vrijwilligerswerk gaan doen en ook wat meer mantelzorg plegen. Bijvoorbeeld voor zorgbehoeftige ouders of buren. Dat realiseren is een uitdaging voor jonge ouders, maar ook voor de politiek.
Eigenlijk voeren we in de politiek hetzelfde debat als aan de keukentafel: hoe combineren we meer tijd om te werken met meer tijd om te zorgen? Die spanning en tegenstrijdige wensen zijn dus niet zo heel vreemd.
We proberen de juiste balans te vinden. Daarvoor kijken we ook naar andere landen. Bijvoorbeeld naar landen waar de arbeidsparticipatie van vrouwen hoger ligt en waar de kinderopvang beter geregeld is. Maar laten we niet vergeten dat we in Nederland een eigen opvoedingscultuur hebben, die ons heel veel waard is. Bovendien bleek uit recent onderzoek van het SCP dat in Nederland heel veel vrouwen werken, maar dat ze dat meer dan in het buitenland in deeltijd doen, vaak omdat ze zelf voor hun kinderen willen zorgen.
De opvoeding is ook eerst en vooral een taak van de ouders. Ouders moeten de mogelijkheid en de tijd hebben om hun kinderen zelf op te voeden. En als het even kan, wil ik de betrokkenheid van vaders daarbij stimuleren.
Een voorbeeld als dat van accountantskantoor PricewaterhouseCoopers en de gemeente Nijmegen, waar vaders tien dagen vaderschapsverlof krijgen na de geboorte of adoptie van een kind, spreekt mij dan ook zeer aan.
Maar als u dat anders ziet, wil ik dat ook graag horen. Want juist rond dit onderwerp komen we alleen verder als er een breed draagvlak is voor mogelijke oplossingen. Daar hebben we ieders steun bij nodig. Die van u als deskundigen, van het onderwijs, en ook van het bedrijfsleven.
Dames en heren,
Het gezin, de kracht van het gezin, is wat mij betreft een onderwerp dat de komende tijd hoog op de maatschappelijke én op de politieke agenda staat. Door gezin en opvoeding te versterken leggen we immers een stevige basis voor de generatie van morgen.
Er zijn allerlei regelingen om verschillende groepen te ondersteunen, er zijn tal van maatregelen bedacht om deelproblemen op te lossen.
Het beleid is pas werkelijk gezinsvriendelijk als we oplossingen te bedenken die elkaar versterken. Met subsidies en toeslagen die gezinnen ondersteunen in het spitsuur van hun leven.
Als hulpverleners werkelijk samenwerken om gezinnen in problemen te helpen. En als we meer in het algemeen de opvoedingstaken hoger waarderen en meer ruimte scheppen voor het krijgen en opvoeden van kinderen.
Voor mij is deze dag een belangrijke dag in de opmaat naar de Gezinsnota, die deze herfst zal verschijnen. En ik zie uit naar een voortzetting van dit debat in de breedte van de samenleving.
De thema’s van vandaag raken ons allemaal. De opvattingen hierover zijn nauw verbonden met de manier waarop mensen in het leven staan. Het heeft te maken met ons mensbeeld, onze wereldbeschouwing en onze idealen over de maatschappij. Daar moet ruimte en vooral ook respect voor zijn.
Ieder heeft daarin zijn eigen verantwoordelijkheid, binnen de grenzen die we daarover afspreken. Keuzevrijheid van mensen is daarbij wat mij betreft een sleutelwoord.
Zeker als het om veiligheid en een gezonde ontwikkeling van kinderen gaat, is het van belang dat we mensen ook zoveel mogelijk in staat stellen om de door hen gewenste keuzes te maken.
Ik hoop van harte op een open debat.
Hoe kunnen we vorm geven aan een beleid dat gezinnen ondersteunt en eraan bijdraagt dat kinderen van jongs af aan zelfvertrouwen, weerbaarheid en verantwoordelijkheidsgevoel mee krijgen?
Gezinnen zijn van cruciaal belang voor onze samenleving. Wie dat zegt, moet daar ook voor staan.
Dat vraagt om de erkenning van de waarde en betekenis van het gezin. Om een brede, positieve gezindheid ten opzichte van gezinnen.
Het is tijd voor een gezinsvriendelijker samenleving.
0-0-0