Antwoorden op kamervragen over provincies die bekeuringen van ambtenaren betalen
Antwoorden op kamervragen van het lid Van Raak (SP) aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over provincies die bekeuringen van ambtenaren betalen. (Ingezonden 7 april 2008)
1. Vraag
Wat is uw oordeel over het feit dat provincies bekeuringen van ambtenaren betalen?
1. Antwoord
Zie mijn antwoorden op de vragen 1 en 2 van het lid Pechtold.
Het besluit een verkeersboete al dan niet op de ambtenaar te verhalen, is gebaseerd op de schadevergoedingsregeling in de rechtspositie. In de provinciale rechtspositie is bepaald dat de ambtenaar niet aansprakelijk is voor de hem toegebrachte schade, tenzij er sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid. In het ARAR is geregeld dat schade wordt verhaald indien het de ambtenaar verwijtbaar is. Hiermee wordt voorkomen dat elke schade die de ambtenaar aan zijn werkgever toebrengt, per ongeluk of niet, op hem verhaald wordt. Dat zou mijns inziens ook onwenselijk zijn.
Of schade alleen op de ambtenaar wordt verhaald als die het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid dan wel als zij aan de ambtenaar verwijtbaar is, is ter bepaling aan de desbetreffende overheidsorganisatie. De organisatie kan daarbij besluiten de uitspraak van het Hof in de besluitvorming mee te nemen. Dat valt binnen de autonomie op het terrein van het personeelsbeleid van de betreffende organisatie.
Het IPO heeft mij laten weten van mening te zijn dat de provincies, gezien het feit dat zij aansluiting hebben gezocht bij de schadevergoedingbepaling in het BW, de jurisprudentie over deze BW-bepaling moeten volgen.
2. Vraag
Was u op de hoogte van dit beleid? Kunt u een overzicht geven van de verschillende regelingen per provincie?
2. Antwoord
Nee, dergelijk beleid valt binnen de autonomie op het terrein van personeelsbeleid van de provincies.
Ten aanzien van het beleid binnen de 12 provincies heb ik begrepen dat de provincies Gelderland, Overijssel, Zuid-Holland en Brabant de verkeersboete in principe verhalen op degene die de snelheidsovertreding heeft gemaakt. De provincie Zeeland doet dit ook met uitzondering van de chauffeurs van Gedeputeerde Staten. Deze provincies hebben besloten om de uitspraak in cassatie af te wachten alvorens hun beleid al dan niet aan te passen.
Ten aanzien van de overige provincies geldt dat zij op grond van de uitspraak van het Hof hun lokale beleid nader hebben ingevuld. Zo geldt bij de provincie Groningen dat
een boete niet verhaald wordt indien de snelheidsovertreding onder de 10 km/uur ligt met een maximum van 2 keer per jaar. Medewerkers die hun eigen auto voor de dienst gebruiken kunnen deze boetes ‘declareren’.
Andere provincies kennen dergelijk beleid alleen ten aanzien van de dienstauto’s en zonder een maximum te stellen, zoals Noord-Holland en Utrecht. De provincie Limburg kent daarbij wel een maximum, alleen de eerste boete wordt niet verhaald.
Tegen de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Gravenhage is cassatie ingesteld. Het IPO heeft mij laten weten dat de uitspraak in cassatie voor alle provincies consequenties zal hebben. De provincies zullen, aldus het IPO, wat betreft de betaling van boetes van hun werknemers voor te snel rijden niet verder gaan dan waartoe zij volgens de komende uitspraak van de Hoge Raad verplicht zullen zijn.
3. Vraag
Hoeveel bekeuringen zijn ondertussen door de provincies betaald? Om welk bedrag gaat het in totaal?
3. Antwoord
Informatie over de precieze kosten van het niet verhalen van verkeersboetes met betrekking tot snelheidsovertredingen lager dan 10 km/uur op provincieambtenaren heb ik niet beschikbaar. Provincies administreren deze gegevens op verschillende wijzen. Het blijkt over 2007 te variëren van euro 167,90 tot euro 2.556,50 per provincie.
4. Vraag
Wordt dit beleid ook in andere onderdelen van de overheid gevoerd? Zo ja, in welke?
4. Antwoord
Zie mijn antwoorden op de vragen 3 en 4 van het lid Pechtold.
5. Vraag
Deelt u de opvatting dat het ongewenst is dat provincies bekeuringen van ambtenaren betalen? Bent u bereid maatregelen te nemen om dit beleid te beëindigen? Zo neen, waarom niet?
5. Antwoord
Dergelijk beleid valt binnen de autonomie op het terrein van het personeelsbeleid van de provincies; ik treed dan ook niet in de afwegingen die de provincies hebben gemaakt.