Antwoorden op kamervragen over het betrekken van alle hulpdiensten bij een nationale rampenoefening
Met deze brief beantwoordt staatssecretaris Bijleveld de schriftelijke vragen die zijn gesteld door het lid Thieme (PvdD) over het betrekken van alle hulpdiensten bij een nationale rampenoefening (ingediend op 24 april 2008).
1
In hoeverre is uw ministerie betrokken bij de organisatie van de grootschalige rampenoefening die in november zal worden gehouden? 1)
Antwoord
Als coördinerend minister bij crisissituaties ben ik verantwoordelijk voor de organisatie van nationale crisisoefeningen, samen met het meest betrokken departement (in dit geval de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat).
De oefening Waterproef, die in november plaats vindt, wordt gecoördineerd door de Taskforce Management Overstromingen (TMO), een tijdelijke organisatie die door de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat en mijzelf is ingesteld.
2
Op welke manier en in welke vorm maken hulpverlening aan en evacuaties van dieren onderdeel uit van de huidige rampenplannen?
Antwoord
Veel plattelandsgemeenten besteden reeds in hun rampenplan aandacht aan vee-bedrijven.
LNV heeft momenteel twee draaiboeken voor evacueren van vee uit het Rivierengebied (IJssel en Rijn/Maas). Momenteel werkt LNV aan een Leidraad evacueren van vee bij hoog water.Deze Leidraad is bedoeld voor nadere uitwerking door Gemeenten/ Veiligheidsregio’s voor de rampenplannen op hun grondgebied.
Huisdieren (gezelschapsdieren) worden geacht samen met de eigenaren te evacueren.
De brandweer is samen met de GHOR-diensten onderdeel van de hulpverleningsorganisatie in crisistijd. De Brandweerwet spreekt van: beperken en bestrijden van gevaar voor mensen en dieren bij ongevallen anders dan bij brand. Formeel is hiermee hulpverlening aan dieren geborgd in rampsituaties.
Hulpverlening en in veiligheid van brengen van dieren, valt onder de zorgplicht van de eigenaren.
3
Deelt u de mening dat medewerkers van dierenambulances, met hun specifieke taken voor de hulpverlening aan dieren in nood, als hulpverleners deel zouden moeten nemen aan de in dit artikel genoemde rampenoefening? Zo ja, is er reeds contact gelegd met dierenbeschermingsorganisaties of vertegenwoordigers van dierenambulances met betrekking tot deze rampenoefening? Zo neen, kunt u dit toelichten?
4
Bent u bereid -in overleg met de Federatie Dierenambulances Nederland (FDN)- dierenambulances te betrekken bij deze en toekomstige rampenoefeningen en de verdere ontwikkelingen van rampenplannen? Zo neen, waarom niet?
Antwoord op 3 en 4
Bij de oefening Waterproef is het hoofddoel niet de operationele inzet van hulpverleningsdiensten. Er is wel een enkele veiligheidsregio die zelf de oefening met een operationeel deel en evacuatie uitbreidt. Via TMO zal BZK de oefenwens van de FDN kenbaar maken bij deze regio’s. Nadere afspraken zijn dan tussen de betreffende regio en de FDN.
Vanuit nationaal is het wel mogelijk de overkoepelende organisatie te betrekken bij het besluitvormingsproces. Op dit moment worden, samen met o.a. het ministerie van LNV de oefendoelen geïnventariseerd, en wordt bekeken of en hoe andere organisaties kunnen aansluiten. Daarbij is ook contact vanuit LNV met de FDN.
Uitgangspunt is, dat de deelnemende organisaties oefenen volgens de geldende wet- en regelgeving, dus als er in een echte situatie geen contacten met bepaalde instanties zouden worden gelegd, wordt dat in de oefening ook niet ingebouwd.
Indien er bij toekomstige oefeningen, afhankelijk van de opzet van de oefening en het te beoefenen crisistype een rol is voor de dierenambulances, kunnen die ook in de toekomst betrokken worden bij oefeningen.