Kwaliteit van de maaltijd in zorginstellingen steeds beter
In steeds meer zorginstellingen is de kwaliteit van de maaltijd in de loop der tijd duidelijk verbeterd. Instellingen raken ervan doordrongen dat hun bewoners uitkijken naar de maaltijd en ervan genieten als die goed verzorgd is en ook kwalitatief op orde. Dat bevordert de eetlust en voorkomt dat mensen ondervoed raken. Dat zei staatssecretaris Jet Bussemaker tijdens het symposium ‘Lekker in je vel’ tijdens de Dag van de zorg. De volledige tekst van haar toespraak staat hieronder.
Beste verzorgenden en verpleegkundigen,
En, zit u een beetje lekker in uw vel vandaag? Ik wel! Al was het maar omdat ik het altijd plezierig vind om met verzorgenden en verpleegkundigen te spreken – en in dit geval dus toe te spreken. En nu denkt u misschien dat ik dat tegen iedereen zeg met wie ik spreek, maar dat is beslist niet waar.
Ik ben inmiddels al heel wat keren op werkbezoek geweest in verpleeg- en verzorgingshuizen. Elke keer dat ik dan met verzorgenden en verpleegkundigen spreek, valt mij op met hoeveel betrokkenheid, aandacht en liefde zij hun werk doen. En doorgaans ook met heel veel plezier, vooral vanwege de directe contacten met de mensen. U heeft hárt voor uw werk en dat kunnen echt niet alle werknemers in dit land u nazeggen.
En ik ben niet de enige die dat ziet. Want begin dit jaar werd de uitslag van een onderzoek naar de waardering van allerlei beroepen bekend gemaakt. Wat bleek? In ons land zijn, naast brandweerlieden, verpleegkundigen en verzorgenden de meest gewaardeerde werknemers met een 8,3 als rapportcijfer. En het beroep van politicus werd het minst gewaardeerd met een 5,1. Zo bekeken heb ik meer reden om op u jaloers te zijn dan u op mij.
Natuurlijk ken ik ook de minder mooie verhalen over hoge werkdruk, de bureaucratie en het hoge ziekteverzuim. En ook die verhalen zijn natuurlijk waar. Vorige week nog was er in de media volop aandacht voor de situatie in de verpleeghuizen. In onder andere de programma’s Rondom Tien en Zembla ging het over zaken als slechte zorg, te laag geschoold personeel, bureaucratie, klachten over de bejegening van cliënten, te veel managers etcetera. U heeft die uitzendingen misschien wel gezien.
Er werd in sommige gevallen soms wel een érg zwart beeld van de verpleeg- en verzorgingshuissector geschetst, maar dat neemt niet weg dat ik dergelijke verhalen toch zeer serieus neem. Al gaat het doorgaans wel om incidenten. Ik weet dat het in de meeste instellingen wél goed gaat. Toch heb ik, samen met minister Klink, diverse maatregelen genomen om de werkdruk te verlichten, uw beroep aantrekkelijker te maken en de administratieve-lastendruk te verlagen.
Ik zal u nu niet gaan vermoeien met een hele opsomming van al die maatregelen, want de meeste kent u intussen al. Maar kort samengevat zullen er de komende jaren vijf- tot zesduizend extra medewerkers in de langdurige zorg bijkomen, is er geld uitgetrokken om te investeren in de in- en doorstroom van personeel naar hogere functies en kijken we waar we overbodige regels kunnen schrappen die u nu in uw werk soms nog belemmeren.
Dat alles moet niet alleen het werk er voor u leuker en aantrekkelijker op maken, het moet ook de kwaliteit van de zorg ten goede komen. En die kwaliteit, dát heb ik wel gezien tijdens al die werkbezoeken, valt of staat met een goede relatie tussen zorgverlener en cliënt. Ik wil dus dat u meer uren kunt besteden aan uw cliënten. En ik weet dat ook ú dat wilt. Daarom doe ik er alles aan om te zorgen dat niets een goed contact tussen u en uw cliënten in de weg kan staan.
Een heel belangrijk element in die relatie is natuurlijk het thema van deze dag: eten en drinken. Ik vind het een heel goed gekozen thema, want er is veel over te zeggen. Niet voor niks gaat u daar vanmiddag met elkaar en met deskundigen intensief over praten. Want hoe alledaags eten en drinken ook zijn, voor veel van uw cliënten is de maaltijd vaak het hoogtepunt van de dag.
De afgelopen jaren is daar dan ook, en terecht, veel aandacht aan besteed. In steeds meer verpleeg- en verzorgingshuizen en kleinschalige woonvormen is de kwaliteit van de maaltijd in de loop der tijd duidelijk verbeterd. Steeds meer instellingen raken ervan doordrongen dat hun bewoners uitkijken naar de maaltijd en ervan genieten als die goed verzorgd is en ook kwalitatief op orde. Dat bevordert de eetlust en voorkomt dat mensen ondervoed raken, wat zeker bij ouderen nogal eens een probleem is.
En dit jaar kwam voor de derde keer de Sterrengids Gastvrijheidszorg uit. In die gids is te lezen in welke van de 115 instellingen die zich lieten beoordelen, de kok een goede maaltijd op tafel zet. Uitstekend natuurlijk, want goed en gezond eten in een prettige ambiance maakt zó veel uit voor de kwaliteit van het bestaan van de mensen die in een instelling wonen.
Ik las onlangs een artikel over een verzorgingshuis in Leiden. Daar wordt heel veel moeite gedaan om de bewoners in een prettige sfeer een goede maaltijd voor te zetten. Dat gebeurt in het kader van het bij u waarschijnlijk wel bekende Verbetertraject eten en drinken, onderdeel van het project Zorg voor Beter. Bewoners die aanvankelijk hun maaltijd op hun kamer opaten, komen nu bij elkaar in een eetzaal. Daar zitten ze aan een mooi gedekte tafel, terwijl de kok het eten bereidt en vervolgens opdient. We geven de mensen het gevoel dat ze uit eten zijn, zei de kok in dat artikel. Hij noemde dat het ‘creëren van een restaurantgevoel’.
Ook tijdens werkbezoeken heb ik daarvan diverse goede voorbeelden gezien. Zo wonen de bewoners van verpleeghuis De Strijp-Waterhof in Den Haag in zogeheten leefstijlgroepen. Er is onder meer een Indische groep, die – u raadt het al – elke dag Indisch kookt. Zij eten nasi of bami, terwijl de andere bewoners aardappels met speklapjes eten. En in een ander verzorgingshuis, de Hoge Wey in Weesp, was van ondervoeding geen sprake. Integendeel: daar eten de ouderen zelfs zó goed dat ze niet meer in hun kleren passen.
Er zijn ook instellingen die niet meer zelf eten koken, maar die taak hebben uitbesteed aan een cateringbedrijf. Dat heeft als voordeel dat de bewoners altijd een prima maaltijd krijgen voorgeschoteld. Bovendien blijkt dat vaak nog goedkoper ook dan zelf koken, omdat zo’n cateraar voor meerdere instellingen werkt en de prijs dus relatief laag kan houden.
Ik wens uiteraard álle bewoners van álle zorginstellingen – en ook de mensen die nog thuis wonen, maar niet meer zelf kunnen koken – elke dag een lekkere en gezonde maaltijd toe in een prettige sfeer. Ik roep daarom iedereen die daar bij betrokken is op om blijvend aandacht te besteden aan het eten en drinken binnen de muren van de instellingen.
Dames en heren,
Ik wil vandaag ook nog even stilstaan bij een ander onderwerp dat van invloed is op uw werk. U heeft waarschijnlijk wel gelezen of gehoord dat de Sociaal-Economische Raad advies heeft uitgebracht over de toekomst van de AWBZ. Zoals u misschien wel weet zijn er in de loop der jaren allerlei vormen van zorg bij de AWBZ ondergebracht, die de AWBZ als geheel erg duur hebben gemaakt. De ondersteunende begeleiding bijvoorbeeld, of de huiswerkbegeleiding voor jongeren met problemen.
Alle werknemers in ons land betalen nu al maandelijks 12 procent van hun inkomen aan AWBZ-premie. Dat komt neer op zo’n 300 euro per maand. Daarom heb ik vorig jaar al aangekondigd dat ik onderzoek zou laten doen naar de toekomst van de AWBZ. Want hoe je het wendt of keert: als we de AWBZ ook op de langere termijn in stand willen houden, moet er iets gebeuren. Anders wordt de AWBZ-zorg in z’n huidige vorm op den duur onhoudbaar. En ik wil dat de AWBZ blijft bestaan voor de kwetsbaarste mensen in onze samenleving. Maar dan moet het wel gaan om onbetwistbare en geloofwaardige zorg.
Er moet dus wel iets gebeuren om de AWBZ te behouden voor mensen die echt aangewezen zijn op langdurige zorg, ook in de toekomst. Er komt overigens geen grote stelselwijziging, want ik wil niks overhaast doen. Wel zal ik nog voor de zomer reageren op het SER-advies. En intussen werk ik verder aan de zogeheten cliëntvolgende bekostiging. Anders gezegd: instellingen met patiënten die veel zware zorg nodig hebben krijgen meer geld en instellingen met patiënten die relatief lichte zorg nodig hebben krijgen minder geld.
Dergelijke maatregelen – en ik besef dat ze van invloed op uw werk kunnen zijn – zijn nodig om de langdurige zorg ook op de lange termijn te kunnen garanderen voor wie die zorg echt nodig heeft. En ook om die zorg van goede kwaliteit te laten zijn. Niet alleen in verpleegkundig opzicht, maar ook in de zin van aandacht, sfeer en een goede ambiance. Bijvoorbeeld als het gaat om eten en drinken.
Ik wens u tenslotte nog een nog een interessant, informatief en vooral ook plezierig vervolg toe van dit symposium.
Dank u wel.