Antwoorden op kamervragen van Van der Vlies, Van der Staaij en De Pater-van der Meer over adoptienazorg

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

JZ-K-U-2844239

8 mei 2008

Antwoorden van minister Rouvoet op vragen van de kamerleden Van der Vlies, Van der Staaij en De Pater-van der Meer (SGP, SGP en CDA) over adoptienazorg (2070817020).

Vraag 1
Welke inspanningen worden verricht om te komen tot de implementatie van een
eenduidig en sluitend systeem van adoptienazorg?

Antwoord 1
Mijn inspanningen op het terrein van de adoptienazorg richten zich op twee onderdelen.
Ten eerste is dat de coördinatie van adoptienazorg. Ik heb de Stichting Ambulante Fiom (Fiom) en de Stichting Adoptie Voorzieningen (SAV) gevraagd hiervoor een plan van aanpak te maken. Fiom en SAV zijn hiermee bezig en verwachten rond de zomer een plan van aanpak te kunnen aanbieden. Na bestudering van dit plan zal ik u hierover nader kunnen informeren.
Ten tweede ben ik bezig te bezien hoe de uitvoering van nazorg in de toekomst kan worden aangesloten bij de brede voorzieningen in de jeugdzorg. De minister van Justitie heeft dit aan u meegedeeld in antwoord op vragen van enkele leden van de vaste kamercommissie voor Justitie in zijn brief van 14 november 2007. Ik ben onder andere bezig te bezien of en hoe deze aansluiting het beste kan worden vormgegeven binnen de Centra voor Jeugd en Gezin. Ook hierover verwacht ik u later dit jaar, tezamen met het plan van aanpak van SAV en FIOM, te kunnen berichten.

Vraag 2
Welke beleidsconsequenties verbindt u aan het rapport “Blauwdruk Nazorg Adoptie” ?

Antwoord 2
Met belangstelling heb ik kennis genomen van de “Blauwdruk Nazorg Adoptie”.
Zoals ik bij het antwoord op vraag 1 al heb aangeven, zijn SAV en FIOM op dit moment bezig met een plan van aanpak. Deze organisaties werken plannen uit met relevante organisaties en gesprekspartners in het veld. Ook de werkgroep nazorg, die de blauwdruk heeft opgesteld, zal op deze manier betrokken worden bij de uitwerking van de plannen. SAV en FIOM zien de werkgroep nazorg als een belangrijk adviseur bij het totstandkomen van het plan voor coördinatie. Gelet hierop ga ik er van uit dat de blauwdruk inhoudelijk wordt betrokken bij de totstandkoming van het plan van aanpak.

Vraag 3
Op welke wijze wordt uitwerking gegeven aan de bevordering van deskundigheid op het
gebied van adoptiespecifieke problematiek? Welke activiteiten op het terrein van de adoptie-
nazorg worden concreet door u ondersteund, en hoe staat u tegenover initiatieven die op
dit terrein worden ontwikkeld?

Antwoord 3
Zowel de SAV als de FIOM krijgen een jaarlijkse subsidie voor activiteiten op het terrein van nazorg. Bij de SAV gaat het daarbij om preventieve- en opvoedkundige zorg aan adoptiegezinnen en consultatie en deskundigheidsbevordering van de hulpverlening. Meer concreet betreft dit bijvoorbeeld de Video Interactie Begeleiding en de Wegwijzer Adoptie Nazorg. De FIOM richt zich op nazorg aan de leden van de adoptiedriehoek (afstandsouders, geadopteerden en adoptieouders) en op internationale zoekacties. De FIOM biedt onder andere preventieve cursussen, hulpverlening en thema-avonden aan.
Beide organisaties werken aan deskundigheidsbevordering.
Uw vraag naar mijn standpunt tegenover initiatieven die op dit terrein worden ontwikkeld, zal ik verder beantwoorden als onderdeel van mijn reactie en bevindingen die ik u in het antwoord op vraag 1 heb toegezegd voor later dit jaar.

Vraag 4
Is de minister zich ervan bewust dat het stellen van vragen over de vormgeving van de
adoptienazorg inmiddels haar tweede lustrum kent, een al met al langslepend proces?
Wanneer zal de implementatie van de eenduidige en sluitende nazorg, zoals eerder
toegezegd door de minister van Justitie, worden verwezenlijkt?

Antwoord 4
Vanaf 2008 ben ik verantwoordelijk voor de adoptienazorg. Ik ben me bewust van het belang van goede aansluiting van de adoptienazorg op de brede voorzieningen van de jeugdzorg. Zoals ik bij het antwoord op vraag 1 heb aangegeven, zal ik u zo snel als mogelijk informeren over de nadere vormgeving van de adoptienazorg in relatie tot de Centra voor Jeugd en Gezin die de komende jaren in alle gemeenten ingericht zullen worden.