Meer mensen met een handicap moeten sporten

Jongeren met een handicap moeten meer via het speciaal onderwijs gestimuleerd worden aan sport te doen. Dat zei de waarnemend directeur Sport, Bart Zijlstra, namens staatssecretaris Bussemaker, tijdens de conferentie Organisatorische Integratie Gehandicaptensport.

Dames en heren,
Zoals u hebt gemerkt kan staatssecretaris Bussemaker vandaag niet aanwezig zijn. Ze moest aanschuiven bij een zeshoek-overleg. Een overleg met vijf andere ministeries en dat kan ze niet afzeggen.

Ik spreek haar toespraak uit zoals zij die vandaag zou uitspreken. U begrijpt, dat als ik het over ‘ik’ heb, niet mezelf bedoel, maar de staatssecretaris.
En de staatssecretaris zou als volgt haar toespraak beginnen:

Vandaag mogen we trots zijn.
Trots op wat we in zeven en een half jaar hebben bereikt. Wat begon als een intentieverklaring tussen Nebas, Nsg en NOC*NSF tijdens de Paralympische Spelen in Sydney in 2000 is uitgemond in iets unieks. In iets wat nog nergens in de wereld bestaat.

Nederland is het eerste - en waarschijnlijk voorlopig het enige land – waar de georganiseerde gehandicaptensport geen aparte wereld meer is, maar onderdeel van de reguliere sport. Sportbonden vertegenwoordigen alle sporters, met of zonder beperking.

Tachtig procent van alle sportbonden die hiervoor in aanmerking komen, hebben een overeenkomst getekend waarin ze verklaren dat sporters met een handicap lid kunnen worden van en dus kunnen sporten bij de reguliere sportvereniging.
Een aantal sportbonden is nog niet zo ver, maar ik ga er vanuit dat ook zij op korte termijn de overeenkomst ondertekenen.

Sporters gaan deze belangrijke verandering langzaam maar zeker ook in hun omgeving merken. Want mensen met een handicap of een chronische aandoening gaan niet meer sporten bij een aparte sportclub, maar ze kunnen geleidelijk aan terecht bij de ‘gewone’ sportclub, zo dicht mogelijk in de buurt.
U begrijpt dat ik dit proces van harte financieel ondersteun.

En er is meer om trots op te zijn.
Nederland is internationaal gezien niet alleen bijzonder als het om organisatorische integratie gaat, maar ook als het gaat om de voorbereiding van en deelname aan de Paralympische Spelen. Daar is NebasNsg niet meer verantwoordelijk voor, maar NOC*NSF.

NOC*NSF is sinds 4 juni 2005 verantwoordelijk voor de samenstelling, begeleiding, uitzending en financiering van het Nederlands Paralympisch Team.

Tevens is NOC*NSF lid van het Internationaal Olympisch Comité én van het Internationaal Paralympisch Comité. Alleen in de Verenigde Staten is dit ook zo georganiseerd.

Door deze bijzondere initiatieven vervult de Nederlandse sport een internationale voortrekkerspositie.
Bovendien laat de sport zien zich niet afzijdig te houden van ontwikkelingen in de samenleving, maar deze juist te volgen.

In het dagelijkse leven is het al langer de gewoonte om mensen met een handicap of een chronische aandoening niet apart te behandelen en buiten de samenleving te plaatsen. We vinden dat ze midden in de samenleving moeten kunnen staan.

Daarom zijn er verschillende regelingen getroffen om te stimuleren dat mensen met een handicap naar gewone scholen kunnen en een ‘gewone’ baan kunnen vinden. Daarom ook zijn verzorgingscentra aan de rand van de stad steeds meer verleden tijd. In plaats daarvan worden kleinschalige wooneenheden midden in de stad of wijk gebouwd. Zodat de bewoners kunnen deelnemen aan onze samenleving.

Dames en heren, ik zei het al, we hebben heel wat bereikt de afgelopen jaren.
Maar dat betekent niet dat we tevreden achterover kunnen leunen en denken dat we nu klaar zijn. Want – als ik me weer tot de sport beperk – organisatorisch alles goed geregeld hebben, betekent nog niet dat mensen met een handicap nu ineens massaal aan het sporten zijn geslagen bij de sportvereniging om de hoek.
Dat is nog niet zo.
Mensen met handicap of een chronische aandoening doen veel minder aan sport dan mensen zonder een handicap. Uit onderzoek blijkt dat 19% van de mensen met een chronische aandoening of handicap inactief is. Onder mensen die geen beperking kennen, ligt dit percentage veel lager: op 8 procent.

Bovendien is momenteel ongeveer 33 procent van de mensen zonder een beperking lid van een sportbond, terwijl dat onder mensen met een handicap slechts een paar procent is. Er is voor ons dus nog een wereld te winnen.

In mijn beleidsbrief De Kracht van Sport heb ik in grote lijnen aangegeven hoe ik denk de sportdeelname onder mensen met een handicap of een chronische aandoening te kunnen stimuleren.

Daarbij richt ik me in het bijzonder op twee zaken:

Het stimuleren van sportdeelname via het speciaal onderwijs en het vergroten van het sportaanbod in zorgvoorzieningen voor mensen met een verstandelijke handicap.

Ik wil daar iets meer over zeggen.
In mijn sportbeleid besteed ik veel aandacht aan het stimuleren van sportbeoefening onder kinderen. Niet alleen omdat sporten voor kinderen leuk en gezond is en ze er veel van kunnen leren, maar ook omdat mensen die jong sporten vaak ook op oudere leeftijd nog aan sport doen. Hetzelfde geldt natuurlijk voor kinderen met een handicap.

Daarom ga ik er samen met NebasNsg en NOC*NSF voor zorgen dat meer kinderen met een handicap gebruik kunnen maken van een binnen- en naschools sportaanbod in het speciaal onderwijs. Momenteel is dat aanbod beperkt en niet structureel.

Dankzij het proefproject Special Heroes hebben we al enige tijd kunnen kijken hoe dit beter kan. De resultaten daarvan zijn hoop gevend.

De bedoeling is dat de kinderen binnen de school kennis gaan maken met verschillende sporten. Lokale sportverenigingen dienen voor het aanbod te zorgen. Als dat op een leuke en aantrekkelijke manier gebeurt, worden veel kinderen ongetwijfeld enthousiast voor een van de geboden sporten. De stap om vervolgens lid te worden van een sportvereniging, buiten de school, is dan meer vanzelfsprekend.

Daarnaast wil ik NebasNsg en NOC*NSF ondersteunen bij het stimuleren van sport- en bewegen in de woon- en dagvoorzieningen voor mensen met een verstandelijke handicap. En ook de lokale sportverenigingen moeten hierbij een rol gaan spelen.
Het sportaanbod is nu in de meeste voorzieningen veel te laag, terwijl sport en bewegen ook voor deze mensen bijdraagt aan een actieve en gezonde leefstijl.
En dat is hard nodig want maar liefst 25% van de mensen met een verstandelijke handicap heeft overgewicht.

Hoe de uitwerking van deze plannen er precies gaat uitzien, kunnen we binnenkort lezen in het werkplan dat NebasNsg en NOC*NSF aan het voorbereiden zijn.
In het programma Gehandicaptensport 2008 – 2012, dat beide organisaties al hebben geschreven, heb ik gelezen dat ze, in samenwerking met gemeenten, 75 combinatiefuncties in het speciaal onderwijs en bij sportverenigingen willen realiseren. Dat lijkt me een goed initiatief.

Ook las ik dat mensen met een handicap in 2012 binnen een straal van 10 km aanbod moeten kunnen vinden om te sporten of te bewegen. Om dat te realiseren moet er nog veel werk worden verzet. Ik weet dat de goede wil er is, dat blijkt ook overduidelijk uit de geslaagde organisatorische integratie.
Maar wat door de bestuurders in de organisatie is besloten moet nu worden uitgevoerd door de werkvloer: door de sportverenigingen. Gemeenten moeten daarbij ondersteuning bieden, vooral als het gaat om vervoer van de sporters.

Er zijn inmiddels al aansprekende voorbeelden.
Laat ik er 2 noemen.
De badmintonvereniging De Blijkklappers uit Nederhorst den Berg is acht jaar geleden begonnen met het opnemen van een aantal rolstoelbadmintonners. Vanaf het begin sporten de leden in de rolstoel samen met de leden die geen beperking hebben. De Blijkklappers organiseert jaarlijks een toernooi, waar ‘rollers’ en ‘lopers’ tegen elkaar uitkomen.
Hiermee laat de vereniging zien dat samen sporten kan.

Nog een mooi voorbeeld is de korfbalvereniging De Dijkvogels uit Maasdijk. De vereniging startte 8 jaar geleden met G-korfbal. Inmiddels speelt het eerste team mee in de reguliere korfbalcompetitie van de KNKV!
Tevens hebben de G-korfballers een volwaardige actieve rol binnen het verenigingsleven. Ze helpen mee achter de bar op clubavonden, verspreiden het clubblad en bezoeken wedstrijden van clubgenoten.
Ik hoop dat veel sportverenigingen deze goede voorbeelden volgen!

U weet dat u bij de invulling van uw plannen op mijn steun kunt rekenen en ik zie het gezamenlijke werkplan dan ook graag tegemoet.

Dames en heren, ik sluit af.
Dat doe ik door nogmaals vast te stellen dat er de afgelopen jaren prima werk is verricht door NOC*NSF, de sportbonden en NebasNsg. U hebt duidelijk gemaakt dat u de organisatorische integratie van de gehandicaptensport serieus neemt.

U hebt invulling gegeven aan het credo ‘normaal wat normaal kan, speciaal wat speciaal moet'.
De gehandicapte sporters zijn nu geen aparte groep meer, ze behoren net als de sporter zonder een beperking tot de zelfde sportbonden. Of, zoals de titel van dit congres zegt: de sport is nu gelijkwaardig belicht.

Maar tegelijkertijd moeten we beseffen dat, als we kijken naar de sportdeelname door mensen met een handicap of chronische aandoening, er nog sprake is van onderbelichting. Het is een uitdaging om daar de komende jaren verandering in te brengen.

-0-0-0-0-